A
B
C
Afbeelding 4-3
Afbeelding 4-3a
C
4.2
Cirkelhelling / Fijne afstelling
Bij een ongelijkmatig harkbeeld moet de
cirkelhelling worden ingesteld.
Werkwijze (figuur 4-3):
In de sectoren A (rechter rotor) en B (linker
rotor) aan de buitenzijde van de cirkelhark
wordt meer materiaal getransporteerd dan in
de overige gebieden. (Door de rijbeweging
en de harkrotatie vindt in de sectoren A en B
een vertraagde harkbeweging plaats!)
Het verhoogde materiaaltransport wordt door
de helling van de cirkelharken naar beneden
(C) in de betreffende sector gegarandeerd.
Het laten zakken vindt plaats door de assen te
verplaatsen.
De optimaal ingestelde cirkelharken zijn in de
sectoren ca. 20 mm lager gepositioneerd.
Instelling (figuur 4-4):
Gevaar!
Alle werkzaamheden mogen slechts
worden uitgevoerd als de motor is
uitge-schakeld en de machine tot
stilstand is gekomen.
Uitlichten voorste / achterste cirkelhark
Uitlichten voorste / achterste cirkelhark
Uitlichten voorste / achterste cirkelhark
Uitlichten voorste / achterste cirkelhark
Uitlichten voorste / achterste cirkelhark
Vooraan: de voorste cirkelhark 20 cm omhoog
bewegen en vervolgens de kogelkraan sluiten.
Achteraan: de voorste cirkelhark geheel lichten
en vergrendelen; de achterste tot 20 cm laten
zakken.
Controleer voordat u met het werk begint, de
bandenspanning van 1,5 bar. De tanddragers
verwijderen en de cirkelharken vastzetten door
het sluiten van de kogelkraan in de
toevoerleiding!
De helling van de cirkelharken wordt door de
facultatieve montage van de 5 mm schijven
(D) aan de boven- of onderzijde van de
asopname ingesteld (figuur 4-3a).
De aseinden zodanig positioneren dat voor
beide cirkelharken de afstand van de tanden
tot de bodem als volgt is: Links: bij
deponeren van materiaal wordt de grond nog
net geraakt, rechts: ca. 20 mm
NL
het
23