nl - Gebruik
130
Steek de beademingsslang tussen twee beugels van de houder. De
slangen zitten goed als de veren van de inspuiters onder spanning
staan.
De slangen moeten in de beugels worden vastgeklemd om te voorko-
men dat de slangen tijdens de behandeling door de waterdruk van de
inspuiters losraken.
Leg de slangen in het spiraalvormige gedeelte van de wagen.
De slangen mogen niet doorhangen omdat er anders water in
blijft staan.