7. Elektrische aansluitingen
A
B
A Aansluitblok netspanning (TB2)
B Aansluitblok buitenunit (TB5)
Fig. 7-1
1
Besturing binnenunit
B
A
M1 M2
M1 M2
TB3
TB5
B
2
M1 M2
TB3
Fig. 7-2
G
*1
H
I
*3
L1
Fig. 7-3
A
S
CN3A
M1 M2
S
1
2
TB5
TB15
a
C
C
A
A
M1 M2
S
M1 M2
S
TB5
TB5
C
C
J
J
J
L2
*2
K
K
L4
J
J
r
K
L
L3
K
K
7.1. Binnenapparaat (Fig. 7-1)
1 Verwijder de afdekking voor elektrische delen.
• Verwijder een schroef terwijl u de afdekking vasthoudt, en verplaats daarna de
afdekking.
• Verwijder een schroef terwijl u de kabelklem vasthoudt, en verplaats daarna de
klem.
2 Sluit de kabels voor voeding, besturing van de buiteneenheid en afstands-
bediening aan.
Borg de kabels na aansluiten met kabelband.
s Maak de stroomkabel aan het regelkastje vast met gebruik van een buffer-
bus om meer trekkracht te krijgen (PG aansluiting of iets dergelijks).
• Aangezien het kastje met elektrische aansluitingen soms verwijderd moet worden
voor onderhoud of om andere redenen, moeten de snoeren voldoende speling
hebben.
• Klasse 3 massa moet worden geleid (massakabel diameter: 1,6 mm of meer)
Nadat de bedrading is aangelegd, brengt u de losgemaakte delen in omgekeerde
volgorde weer aan.
Opmerking:
• Voedingscodes van apparaat mogen niet lager zijn dan ontwerp 60245 IEC 53
of 60227 IEC 53.
• Installeer een aarddraad die langer en dikker is dan alle andere kabels.
• De voedingsdraad dient een doorsnede van minimaal 1,5 mm
• In de vaste bedrading dient voor alle actieve geleiders een systeem voor uit-
schakelen van de voeding met een geïsoleerde schakelaar, of een vergelijk-
bare constructie, te worden opgenomen.
• Gebruik een onderbreker zonder zekering (NF) of een aardlekonderbreker
(NV).
• Bij installatie van de airconditioner wordt een schakelaar meegeleverd van
met een contactopening van ten minste 3 mm bij alle polen.
Waarschuwing:
De bedrading moet zo zijn aangebracht dat de netsnoeren niet gespannen staan,
dit om oververhitting of brand te voorkomen.
7.2. De afstandsbediening en de transmissiekabels voor
het binnen- en buitenapparaat aansluiten (Fig. 7-2)
• Sluit binnenapparaat TB5 en buitenapparaat TB3 aan. (Apolair 2-draads)
De "S" op binnenapparaat TB5 is een gepantserde kabelaansluiting. Zie voor spe-
cificaties van de aansluitkabels de installatie-instructies van het buitenapparaat.
• Monteer een afstandsbediening in overeenstemming met de aanwijzingen die bij
de afstandsbediening zitten.
• Sluit de transmissiekabel van de afstandsbediening aan binnen 10 meter met ge-
bruik van een kabel van 0,75 mm
gebruik dan een 1,25 mm
2
aansluitkabel.
1 MA-afstandbediening
• Sluit de aansluiting van de MA-afstandsbediening aan. (Apolair 2-draads)
• DC 9 tot 13 V tussen 1 en 2 (MA-afstandbediening)
a MA-afstandsbedieningskabel (Accessoire 9)
2 M-NET-afstandbediening
• Sluit de "M1" en "M2" op binnenapparaat TB5 aan op een M-NET-afstandbediening.
(Apolair 2-draads)
• DC 24 tot 30 V tussen M1 en M2 (M-NET-afstandbediening)
A Klemmenblok voor transmissiekabel binnenapparaat
B Klemmenblok voor transmissiekabel buitenapparaat
C Afstandsbediening
Beperkingen op de Transmissiekabels (Fig. 7-3)
Langste kabellengte (L
+L
+L
of L
1
2
4
1
Lengte tussen binnenapparaat en de afstandsbediening (R): minder dan 10 m
G Buitenapparaat
H Aarding
I BC-bedieningseenheid
J Binnenapparaat
K M-NET-afstandbediening
L Apolair 2-draads
Opmerking:
*1 Aard de transmissiekabel via de aardklem
*2 Als de afstandsbedieningskabel langer dan 10 meter is, gebruik dan een
1,25 mm
2
-diameterkabel voor het gedeelte dat langer is dan 10 meter, en
voeg dat gedeelte toe voor berekening van de 200 meter.
*3 De BC-bedieningseenheid is alleen benodigd voor de R2-lijn van apparaten
die zowel koelen als verwarmen.
2
te hebben.
2
ader. Als de afstand meer dan 10 meter is,
+L
of L
+L
+L
): minder dan 200 m
3
2
3
4
van het buitenapparaat.
31