1. Verwijder het klepje van de batterijhouder 8 aan de
achterkant van de ouder-unit 1 door het omlaag te
schuiven.
2. Plaats de batterijen op de juiste manier in het
batterijvakje en let daarbij op de + en - symbolen.
3. Schuif het klepje van de batterijhouder 8 terug op de
ouder-unit 1.
4. Druk gewoon op de aan-uitknop 6 om de ouder-unit 1
in te schakelen.
Als de batterijen bijna leeg zijn, knippert de led-indicator 5
rood. De ouder-unit moet door middel van de
netstroomadapter worden aangesloten voordat de unit
zichzelf automatisch uitschakelt. Daarnaast zal een signaal
u informeren wanneer de batterij leeg is.
Let op: Als de netstroomadapter is aangesloten, wordt het
apparaat hierdoor gevoed, en niet door de geplaatste
batterijen.
7.2 Baby-unit
De baby-unit werkt alleen met de inbegrepen
netstroomadapter.
Waarschuwing! zorg dat de baby de
stroomkabel niet kan aanraken. zorg ook dat de
unit niet in het ledikant kan vallen.
1. Plaats de baby-unit op een plaats in de kinderkamer
waar deze onbereikbaar is voor uw kind. De optimale
afstand tussen de baby en de baby-unit is 1 tot 2 m.
2. Steek de stekker van de netstroomadapter in de
aansluiting 14 op de baby-unit 10.
Deze babymonitor heeft verschillende manieren om u te
waarschuwen of informeren.
Kijk goed naar de ouder-unit als u een waarschuwing
hoort.
Waarschuwingsgeluid Aanduiding/pictogram
Alarm om de 30 sec.
Aanduidingen 2 en 11
voor de verbinding zijn
rood
Alarm om de 60 sec.
Led-indicator 5 knippert
rood
De ouder-unit 1 heeft 5 ledlampjes 2 (4 groene, 1 rode).
Deze ledlampjes hebben meerdere doelen.
Geactiveerde functie
Er is geen functie geactiveerd
(ledlampjes branden regelmatig)
NL
8. Meldingen, waarschuwingen en aanduidingen
Aanduiding van het geluidsniveau in de kinderkamer. Hoe meer ledlampjes er
branden, hoe harder het geluid is.
3. Steek de stekker in een stopcontact met de
stroomsterkte die in de technische gegevens staat
vermeld (zie „11. Technische gegevens" op pagina 36).
De baby-unit kan, in tegenstelling tot de ouder-unit,
worden gebruikt wanneer deze voor de eerste keer
wordt aangesloten.
Deze functie betreft een veiligheidsprogramma dat
ervoor zorgt dat de baby-unit na een stroomstoring
automatisch weer wordt ingeschakeld. De unit zal
tijdens een stroomstoring echter uitgeschakeld blijven
als u de baby-unit handmatig uitschakelt door op de
aan-uitknop 12 te drukken.
7.3 De baby-unit en ouder-unit met elkaar
verbinden
De beide units maken automatisch verbinding nadat ze
voeding ontvangen en zijn ingeschakeld. Tijdens het
koppelingsproces branden de vijf led-indicators 2 op de
ouder-unit 1 en de aanduiding voor de verbinding 11 op de
baby-unit 10 rood. Beide aanduidingen worden groen als
de verbinding tot stand is gebracht.
Zorg altijd dat de ouder-unit binnen het bereik blijft tijdens
het koppelingsproces.
Als de verbinding tussen de ouder-unit en baby-unit wordt
verbroken, zullen de apparaten automatisch proberen om
een nieuwe verbinding tot stand te brengen. Als er niet
binnen 30 seconden een nieuwe verbinding tot stand wordt
gebracht, zal de ouder-unit 1 regelmatig piepen. De
aanduiding voor de verbinding 5 brandt rood. U moet de
ouder-unit mogelijk op een andere locatie zetten voordat er
een nieuwe verbinding tot stand kan worden gebracht.
Let op: knipperende pictogrammen en rode ledlampjes
vereisen direct uw aandacht en reactie.
Betekenis
De ouder-unit is buiten het bereik of
de verbinding met de baby-unit is
om een andere reden verbroken
Batterij is leeg
34
Wat moet ik doen
Zet de ouder-unit op een andere
locatie, zodat er een nieuwe
verbinding tot stand kan worden
gebracht
Sluit de netstroomadapter aan
Betekenis