Installatie
8.7
Leidingen
Bij het installeren van de leidingen moeten de volgende aanwijzingen
worden gevolgd:
De leidingen moeten zo recht, soepel en strak mogelijk worden ge-
legd.
Vermijd onnodige buigingen en lussen.
Houd het aantal 90° buigingen op een minimum (twee rechte 90° bui-
gingen beperken de luchtstroom met 25 %).
Zorg ervoor dat de leidingen goed zijn aangesloten en niet te lang zijn.
Hieronder is een samenvatting opgenomen van de juiste leidingverbin-
dingen:
➤ U kunt aan één van bij einden beginnen (bij het lucht-uitlaatrooster of
de airco-eenheid).
➤ Trek de glasvezelisolatie terug zodat de binnenslang in de leiding
zichtbaar wordt.
➤ Schuif de binnenslang rond de montagering totdat deze er aan de on-
derzijde weer uitkomt.
➤ Schroef 3 of 4 RVS plaatmetaal-schroeven door de leidingslang in de
overgangring.
Zorg ervoor dat de draad in de leidingslang vastzit aan de schroef-
koppen.
Gebruik geen bandklemmen aangezien de slang dan wegglijdt.
➤ Wikkel leidingtape rond de leidingen en breng een ringverbinding aan
om luchtlekken te voorkomen.
➤ Duw de isolatie terug over de mylar op de ring en plak deze verbinding
af.
➤ Breng de leiding naar het andere einde en houd deze daarbij zo recht,
soepel en strak als mogelijk.
➤ Verwijder de overtollige leiding.
➤ Gebruik dezelfde verbindingsmethode aan het andere einde.
144
MCS6, MCS12, MSC16