Dompel het besproeiingsven-
tiel nooit volledig in vloeistof.
Gebruik het besproeiingsven-
tiel alleen buiten.
Controleer het besproeiings-
ventiel regelmatig op schade.
Bij zichtbare schade het appa-
raat niet meer in bedrijf ne-
men.
Gebruik het besproeiingven-
tiel alleen in verticale positie.
Gebruik geen afdichtingsma-
teriaal of smeermiddel om het
besproeiingsventiel op de wa-
terkraan aan te sluiten.
Gebruik het apparaat niet zon-
der geïntegreerde filter aan de
wateringang.
Controleer de filter aan de wa-
teringang regelmatig op be-
schadiging. Deeltjes in het
water die door een bescha-
digd filter het apparaat bin-
nendringen verhinderen het
correct openen en sluiten van
het ventiel.
Vervang beschadigde water-
filters onmiddellijk.
Controleer het apparaat na
langdurig buiten bedrijf zijn,
echter minstens maandelijks
op dichtheid en controleer dat
de ventielen betrouwbaar
openen en sluiten.
Trek niet aan de aangesloten
slangen.
Let voor de wandmontage op
de vereisten voor de wand en
het oppervlak.
Controleer de wand bij wand-
montage op draagvermogen.
Monteer het apparaat veilig
aan de wand.
Het apparaat moet altijd goed
toegankelijk zijn. Monteer het
apparaat niet aan ontoegan-
kelijke plaatsen of hoger dan
2 meter.
Installeer het besproeiings-
ventiel niet in de buurt van
warmtebronnen en bescherm
het tegen vorst (maximale om-
gevingstemperatuur 5 °C
40 °C).
Gebruik alleen batterijen die
voor het besproeiingsventiel
zijn toegelaten. Informatie
over de nodige batterijtypes
vindt u in de gebruiksaanwij-
zing van het apparaat.
Gebruik geen oplaadbare bat-
terijen.
Installeer het besproeiings-
ventiel niet op plaatsen waar
condenswater wordt ge-
vormd.
Gebruik het besproeiingsven-
tiel niet in de buurt van appa-
raten die onder spanning
staan.
Uitsluitend correct functione-
rende apparaten in gebruik
nemen.
Veiligheidsinstructies
Open nooit het apparaat of de
stekkervoeding.
Nederlands
gateway
13