afrasteringen (geleiding door begroeiing etc.).
Argutectorweergave:
de 6 leds (fig. 5 LED 4 tot 9) geven de afrasteringsisolatie via de argutectorweergave aan in 6 stappen. De niveauweergave
bouwt vanaf rechts op. Als alle 6 leds branden, is de afrasteringsisolatie goed en voor het in stand houden van de bewaking
is weinig energie nodig. Hoe lager het aantal leds dat brandt, des te slechter de afrasteringsisolatie door geleiding (begroei-
ing, takken die op het afrastering zijn gevallen, kortsluiting, slechte aarding). Er is meer energie nodig om een efficiënte
bewaking van de afrastering te garanderen.
Met de drukknop 1 (fig. 4) kunnen verschillende standen worden ingesteld. Door kort op de knop te drukken, wordt de
momenteel ingestelde stand weergegeven. Door telkens weer op de knop te drukken, selecteert u na elkaar de verschillende
standen. De laatst geselecteerde stand blijft ingesteld als u het menu verlaat. Na 5 seconden geeft het apparaat opnieuw de
afrasteringsspannings- en Argutectorwaarden aan.
Tabel 2
Volgende menupunten kunnen worden geselecteerd:
Normaal
1
Normaal
Normale impulssequentie (1,5 seconden) De maximale uitgangsenergie kan worden bereikt.
De stroomspaarschakeling regelt automatisch.
SMART
2
Smart
Normale impulssequentie (1,5 seconden) Regeling via APN*
DAY MODE
3
Normale impulssequentie (1,5 seconde) overdag, langzame impulssequentie (2,0 seconden) 's
nachts. Regeling via APN*
NIGHT MODE
4
Langzame impulssequentie (2,0 seconden) overdag, normale impulssequentie (1,5 seconde) 's
nachts. Regeling via APN*
SLOW MODE
5
L angzame impulssequentie (2,0 seconden) overdag, normale impulssequentie (1,5 seconde) 's
nachts. Regeling via APN*
NIGHT-ONLY MODE
6
G een impulsafgifte overdag, normale impulssequentie (1,5 seconde) 's nachts. Regeling via
APN*
* APN (Automatic Power Niveau): De uitgangsenergie van het apparaat wordt nu bijv. op 50% ingesteld en de
werkelijke afrasteringsspanning lopend gemeten. Als de uitgangsspanning onder 5.000 V ligt of onder deze waarde zakt,
regelt het apparaat de uitgangsenergie geleidelijk verder omhoog tot de uitgangsspanning boven 5.000 V ligt of de maximale
energie van het apparaat (100%) is bereikt. Om bewaking met zo min mogelijk energieverbruik te garanderen, kan het
uitgangsvermogen ook automatisch lager worden ingesteld, als de afrasteringsspanning boven de minimale bewakingsspan-
ning van 5.000V ligt.
Deze intelligente regelaar zorgt dat de ingestelde of minimale bewakingsspanning van 5.000V op het apparaat steeds wordt
gegarandeerd, terwijl ook de energiebehoefte van het apparaat wordt geoptimaliseerd.
5. Onderhoud
Tabel 13 (12V accu)
Reservecapaciteit
Knipperlicht
groen
Knipperlicht
rood/groen
20-40%
Knipperlicht
rood
0-20%
20
Accu goed
40-100%
Accu opladen
Accu helemaal leeg, meteen
opladen
Ten slotte als de accu voor 20% is ontladen (nog slechts 80% laadcapaciteit) moet deze worden bijgeladen om volledige
ontlading te voorkomen. De accuweergave (LED2) brandt:
denk eraan dat deze waarde afhankelijk van temperatuur en meetafwijkingen kan variëren.
Let op!
Bij gebruik van een zonnepaneel
Batterij- of accutest alleen voor het begin van de dag uitvoeren ( zonder stroomtoevoer door zonnepaneel -
paneel afdekken)
6. Demonteren, uit elkaar nemen, opslaan en transporteren
Demonteren, uit elkaar nemen
Vóór het begin van het demonteren:
● apparaat uitschakelen.
● Alle energievoorzieningen van het apparaat loskoppelen.
● Brandstof en hulpstoffen zoals achtergelaten producten verwijderen en milieuvriendelijk afvoeren.
Vervolgens componenten en onderdelen vakkundig reinigen en onder inachtname van de geldende ongevalspreventie- en
milieubeschermingsverordeningen uit elkaar nemen.
Opslaan, transporteren
U moet erop letten dat het apparaat in uitgeschakelde toestand wordt opgeslagen en getransporteerd.
AANWIJZING!
U moet erop letten dat accu's in geventileerde en droge ruimtes worden opgeslagen.
7. Storing en reparatie
WAARSCHUWING!
Reparaties mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd.
Gebruik uitsluitend de reserveonderdelen die door de fabrikant zijn goedgekeurd.
Technische wijzigingen voorbehouden!
Klokfrequentiebewaking
Het apparaat beschikt over een frequentiecontrole om te voorkomen dat ontoelaatbare energie aan het afrastering wordt
afgegeven of klokimpulsen uitblijven en de bewaking niet meer gegarandeerd kan worden. Als de frequentie zakt tot onder
de 1 seconde of als er binnen meer dan 5 seconden geen impulsen volgen, dan knippert de LED3 rood. Mogelijke oorzaken
zijn blikseminslag, constante vonkoverslag op het afrastering of een defect apparaat. De frequentiecontrole werkt, om een zo
groot mogelijke veiligheid te bereiken, volledig autonoom van de impulsen, wat bij bepaalde bedrijfsstanden tot een foutieve
weergave kan leiden. Als de frequentiecontrole ook na een herstart van het apparaat en in de bedrijfsstand „Normaal" een
fout aangeeft, dan moet het apparaat voor reparatie naar ons worden verzonden.
De CONTROL LED (LED1) brandt groen, als het apparaat storingsvrij is. Als de led rood brandt, is er een fout opgetreden.
Tabel 14
Fout
Led
Accu onder 40% capaciteit
LED2 knippert afwisselend rood/groen
Accu onder 20% capaciteit
LED2 knippert rood
niet alle leds van de spanningsweergave van het afraste-
Bewakingsspanning te laag
ring branden groen
Overwoekering, kortsluiting
niet alle leds van de argutectorweergave branden groen
aan het afrastering
ranger AN360 / ranger AN490
Oplossing
Accu opladen
Accu opladen
Stand Normaal instellen
afrastering van geleidende fac-
toren (begroeiing, kortsluiting,
etc.) bevrijden
21