FASE 2
Opladning med konstant spænding indtil en strømstyrke på 0,4A
opnås (lyssignal "C" lyser).
Hvis opladningen varer mere end 18 timer går batteriopladeren
over til næste fase for at undgå skader på dårlige batterier.
FASE 3
Ved afsluttet opladning går kontrolfunktionen i gang (lyssignal
"D" lyser). Når batteriet er færdigopladet går batteriopladeren
over til at måle spændingen på batteriet. Hvis spændingen går
under 1,8V for programmerne P1, P2) eller 1,9V (for program
P3), skifter opladeren over til fase 1.
i
Batteriopladeren kan være tilsluttet i flere måneder. I tilfælde
af strømsvigt genoptager den oprindelig opladning. Den bør
dog ikke efterlades uden tilsyn i længere perioder.
i
Hvis signallysene "C" og "D" lyser skiftevis i hurtig takt i
lang tid er det muligt at batteriet ikke er i stand at modtage
opladestrøm (sulfatbelagt element). Hvis lysene lyser ca.
hvert 10.-0. sekund betyder det, at batteriet ikke er i stand
at holde spændingen (hurtig afladning).
i
Batteriopladeren er ikke i stand at oplade et 1V batteri hvis
det yder en spænding på under 6V (næsten afladet).
Termisk beskyttelse
Batteriopladeren er forsynet med en termisk sikring som reducerer
opladestrømmen hvis temperaturen stiger i opladeren.
Bortskaffelse
Genbrug affaldsemballage, produkter og tilbehør i
overensstemmelse med miljøreglerne.
Kun for EU-lande:
Smid ikke affaldsprodukter væk sammen med husaffaldet!
Overhold bestemmelserne i Direktiv 00/96/EF om
elektrisk og elektronisk udstyr (WEEE) og det nationale
implementeringsdekret ved at indsamle affaldsmateriale seperat
og ved at sende det til miljøvenlige genbrugsanlæg
Instructiehandleiding
Automatische batterijlader
Algemene gegevens en waarschuwingen
Alvorens het laden uit te voeren, nauwkeurig de inhoud van
deze handleiding lezen. De instructies van de batterij lezen en
van het voertuig dat deze gebruikt.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen
(waaronder kinderen) met verminderde lichamelijke, zintuiglijke
of geestelijke vermogens, of die gebrek aan ervaring of kennis
hebben, tenzij iemand die verantwoordelijk is voor hun veiligheid
toezicht op hen houdt of hen heeft uitgelegd hoe het apparaat
dient te worden gebruikt.
Houd toezicht op kinderen om te voorkomen dat ze met het
apparaat gaan spelen.
< Verzekert u zichzelf ervan dat het stopcontact waarop
NL
u de batterijlader aansluit, beschermd is door de
veiligheidsinrichtingen (zekeringen of automatische
schakelaar).
< De batterijlader niet gebruiken met beschadigde kabels, als
deze slag heeft ondervonden, als deze gevallen is of als deze
beschadigd is.
< Haal de batterijlader niet zelf uit elkaar, maar breng hem naar
een erkend service-centrum.
De voedingskabel moet worden vervangen door gekwalificeerd
personeel
OPGELET, EXPLOSIEVE GASSEN!
< De batterij produceert explosief gas (waterstof) tijdens
de normale werking en in grotere hoeveelheid tijdens het
opladen.
< Voorkomt de vorming van vlammen of vonken.
< De batterijlader zelf kan vonken creëren. Verzekert u zichzelf
ervan dat de klemmen niet los kunnen raken van de polen
van de batterij.
< Verzekert u zichzelf ervan dat de stekker eruit is, alvorens de
klemmen aan te sluiten of los te koppelen.
< Ervoor zorgen dat de klemmen elkaar niet aanraken.
< Zorg voor een passende ventilatie tijdens het laden.
< Als het type batterij het toelaat, de doppen verwijderen en het
elektrolytniveau controleren. Gedistilleerd water toevoegen,
indien nooszakelijk. Controleren of het niveau van de
elektrolytvloeistof in de batterij 5/10 millimeter hoger is dan
de elementen.
< Laad de batterij met de doppen van de cellen op hun plaats.
Veel batterijen hebben antibranddoppen. Leg een nat stuk stof
op de doppen van de batterijen die niet vuurbestendig zijn.
< Lees voor de batterijen zonder onderhoud aandachtig de
oplaadinstructies van de fabrikant.
< De doppen van de batterijen niet openen zonder
onderhoud.
< Sommige batterijen zonder onderhoud hebben een
statusindicator. Als wordt aangegeven dat het zuurniveau te
laag is, moet de batterij worden vervangen. Niet proberen op
te laden.
< Geen bevroren batterijen laden, omdat deze zouden kunnen
ontploffen.
< Geen batterijen proberen te laden die niet opnieuw gelaad
kunnen worden of die verschillen van de voorziene
batterijen.
< Een veiligheidsbril dragen met bescherming aan de zijkant
van de ogen, zuurbestendige handschoenen en kleren die
u tegen het zuur beschermen.
< Nooit uw gezicht dichtbij de batterij houden.
< De batterijlader zo ver mogelijk van de batterij verwijderd
plaatsen.
< Geen zuur laten vallen op de batterijlader, op de kabels en
op de klemmen.
Extra waarschuwingen
< De batterijlader niet op brandbare oppervlakken plaatsen.
< De batterijlader en de kabels ervan niet in het water of op
natte oppervlakken plaatsen.
< Plaats de batterijlader zodanig dat deze goed geventileerd
wordt: niet met andere voorwerpen bedekken; niet opsluiten
in reservoirs of stellingen.
Waarschuwingen voor batterijen in de voertuigen
< Uit de buurt blijven van bewegende mechaniek zoals
ventilatoren, aandrijfriemen, schijven.
< Uit de buurt blijven van warme delen zoals motor en
koelsysteem, om verbrandingen te voorkomen.
15