BESCHRIJVING VAN HET HULPMIDDEL
De/het Blue Rhino G2-Multi introductieset/-pakket voor percutane tracheostomie bestaat uit de volgende
hoofdcomponenten: een introductienaald, voerdraad met J-tip, introducerdilatator, geleidekatheter,
laaddilatators en enkelstaps Blue Rhino G2-Multi dilatator. Dilatatie wordt in één stap met de Blue Rhino
G2-Multi dilatator uitgevoerd, met behulp van de Seldinger-techniek. Afbeelding 1 toont de juiste
opstelling van de componenten.
BEOOGD GEBRUIK
De/het Blue Rhino G2-Multi introductieset/-pakket voor percutane tracheostomie is bedoeld voor
percutane dilaterende tracheostomie voor luchtwegmanagement, alleen bij volwassenen. De plaatsing
van de tube volgens de hierin beschreven techniek moet worden verricht in een gecontroleerde omgeving
(bijv. op de intensive care of in een operatiekamer) met de medewerking van hiervoor opgeleid personeel.
CONTRA-INDICATIES
• Spoedeisende plaatsing van tracheostomietube
• Patiënten met vergrote schildklier
• Niet-palpeerbaar cricoïd
• Pediatrische toepassingen
• Niet-geïntubeerde patiënten
• PEEP groter dan of gelijk aan 20
• Niet-gecorrigeerde coagulopathie
• Reeds bestaande infectie op de plaats voor de tracheostomie
• Reeds bestaande maligniteit op de plaats voor de tracheostomie
• Instabiele cervicale wervelfractuur
• Eerdere chirurgie op de plaats voor de tracheostomie (bijv. thyroïdectomie)
WAARSCHUWINGEN
• Alleen artsen met een opleiding in en ervaring met percutane tracheostomietechnieken mogen dit
hulpmiddel gebruiken.
• Er dient zorgvuldig op te worden gelet dat de componenten die in de verschillende stappen worden
gebruikt op de juiste manier in de trachea worden geplaatst. Onjuiste plaatsing van componenten kan
leiden tot mogelijk levensbedreigend letsel.
• Onjuiste dilatatietechniek of onjuiste plaatsing van de tracheostomietube kan leiden tot latere complicaties
(bijv. schroefvormige stenose).
• Tijdens de plaatsing van dit hulpmiddel is de strikte naleving van een aseptische techniek vereist.
• Vóór aanvang van de percutane tracheostomie moet de luchtweg van de patiënt met een endotracheale
tube worden beveiligd.
• De ingreep kan worden bemoeilijkt door anatomische afwijkingen. De aanwezigheid van afwijkende
bloedvaten kan leiden tot overmatig bloeden tijdens de ingreep.
• Bij lichte of kleine patiënten (40 à 50 kg of lichter en/of 122 cm of kleiner) dient ervoor te worden gezorgd
dat de luchtweg ter hoogte van de carina niet wordt beschadigd.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Het verdient sterke aanbeveling dit hulpmiddel met behulp van bronchoscopie te plaatsen om de kans
te beperken dat het paratracheaal wordt ingebracht en om te verifiëren dat de naald, de voerdraad, de
dilatators en de tracheostomietube zich in de trachea bevinden.
• Een echografische beoordeling van de hals van de patiënt voorafgaand aan de procedure kan helpen bij
het identificeren van anatomische variaties.
51