19. Bij maaiers met meerdere bladen moet u goed oppassen
want als u een blad laat draaien kan dat andere bladen
doen draaien.
20. Wijzig de toerenregelaar van de motor niet en drijf de
motor evenmin op. De motor gebruiken met een te
grote snelheid kan het risico op persoonlijke letsel doen
toenemen.
21. Schakel de aandrijfappendages uit, leg de motor
stil, haal de sleutel uit het contact en maak de
ontstekingsbougiekabel(s) los alvorens blokkeringen
van de appendages en de afvoertrechter te verwijderen,
onderhoud of reparaties uit te voeren, bij het raken van
een voorwerp of wanneer de machine abnormaal trilt.
Wanneer u een voorwerp hebt geraakt, inspecteert u
de machine op schade en repareert u deze voor u ze
opnieuw start en ze gebruikt.
22. Blijf met uw handen altijd uit de buurt van bewegende
onderdelen, zoals de koelventilator van de hydropomp,
wanneer de zitmaaier draait. (De koelventilator van de
hydropomp bevindt zich normaal op de bovenkant van de
aandrijfas).
23. Toestellen met hydraulische pompen, leidingen of
motoren: WAARSCHUWING: Hydraulische vloeistof
die onder druk ontsnapt kan voldoende kracht hebben
om door de huid te dringen en ernstige verwondingen
te veroorzaken. Als lichaamsvreemde vloeistof onder
de huid terecht is gekomen, moet deze binnen een
paar uur chirurgisch worden verwijderd door een
arts die vertrouwd is met dit soort letsels.Anders kan
gangreen (koudvuur) optreden. Blijf met uw lichaam en
handen uit de buurt van de pengaten of vulopeningen
die hydraulische vloeistof onder hoge druk uitstoten.
Gebruik papier en karton in plaats van uw handen om
lekken op te sporen. Controleer of alle hydraulische
vloeistofaansluitingen goed dicht zijn en alle hydraulische
slangen en leidingen in goede staat verkeren voor u het
systeem onder druk zet. Als er lekken optreden, moet u
de machine onmiddellijk door een erkend dealer laten
repareren.
24. WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
De foutieve ontspanning van veren kan tot ernstige
lichamelijke verwondingen leiden. Veren moeten door
een bevoegd technicus worden verwijderd.
25. Modellen die zijn uitgerust met een motorradiator:
WAARSCHUWING: Apparaat met verzamelde energie.
Om ernstig lichamelijk letsel door warme koelvloeistof of
ontsnappende stoom te voorkomen, mag u de dop van
de radiator nooit proberen verwijderen terwijl de motor
draait. Leg de motor stil en wacht tot hij is afgekoeld.
Zelfs dan moet u nog erg voorzichtig zijn wanneer u de
dop verwijdert.
Controle van het
veiligheidsvergrendelsysteem
WAARSCHUWING
Werk NOOIT met de machine als een
veiligheidsvergrendeling of een veiligheidsinrichting niet
aanwezig is of niet correct werkt. Neem contact op met
uw dealer als u hulp nodig hebt. Probeer NOOIT om
een veiligheidsinrichting te omzeilen, te wijzigen of te
verwijderen.
Modellen met een automatische
parkeerrem
TEST 1 - De motor mag NIET aanslaan als:
• PTO-schakelaar is ingeschakeld, OF
• rijsnelheidshendels zijn niet vergrendeld in de stand
STARTEN/PARKEREN.
TEST 2 - De motor MOET aanslaan als:
• PTO-schakelaar NIET is ingeschakeld, EN
• rijsnelheidshendels zijn vergrendeld in de stand
STARTEN/PARKEREN.
TEST 3 - De motor moet UITSCHAKELEN als:
• de bestuurder van de stoel opstaat terwijl de PTO
geactiveerd is, OF
• de bestuurder van de stoel opstaat terwijl
rijsnelheidshendels niet zijn vergrendeld in de stand
STARTEN/PARKEREN.
TEST 4 - remtijd van het maaiblad controleren
De maaibladen en de aandrijfriem van het maaidek moeten
volledig tot stilstand komen binnen de vijf seconden na het
uitschakelen van de elektrische PTO-schakelaar. Als de
aandrijfriem van de maaier niet binnen vijf seconden stopt,
moet u contact opnemen met uw dealer.
Als de motor eenmaal is gestopt, moet de PTO-schakelaar
zijn uitgeschakeld, moeten de snelheidshendels in de stand
STARTEN/PARKEREN zijn vergrendeld om de motor te
kunnen starten.
Modellen met een handmatige
parkeerrem
TEST 1 - De motor mag NIET aanslaan als:
• PTO-schakelaar is ingeschakeld, OF
• de rijsnelheidshendels zijn niet vergrendeld in de stand
STARTEN/PARKEREN, OF
• de parkeerrem niet is ingeschakeld.
TEST 2 - De motor MOET aanslaan als:
• PTO-schakelaar NIET is ingeschakeld, EN
• rijsnelheidshendels zijn vergrendeld in de stand
STARTEN/PARKEREN, EN
• De parkeerrem is ingeschakeld.
TEST 3 - De motor moet UITSCHAKELEN als:
155