4
Aansluiting van de Uponor bedrade regeling
4.1
Bedradingsschema voor Uponor regelmodule
Opmerkingen
•
De Uponor regelmodule C-33 beschikt slechts over 6
kanalen.
4.2
Automatische koppeling
Eén ruimtethermostaat kan meerdere thermische aandrijvingen
aansturen; zie paragraaf
4.1 Uponor Controller wiring diagram,
pagina
5.
De regelmodule detecteert automatisch waar de
ruimtethermostaten en thermische aandrijvingen zijn
aangesloten. Dit wordt automatische koppeling genoemd.
Voor een correcte werking van de automatische koppeling van de
regelmodule gelden de volgende beperkingen:
Regels voor automatische koppeling
•
Thermische aandrijvingen mogen niet parallel worden
aangesloten
•
Thermische aandrijvingen mogen niet worden gekoppeld met
doorverbindingskabels
•
De eerste ruimtethermostaat moet altijd op de regelmodule
worden aangesloten via klemmenstrook 01
•
Er mag nooit een lege klemmenstrook zijn tussen groepen
van ruimtethermostaten en thermische aandrijvingen
•
Lege klemmenstroken zijn alleen toegestaan na de laatste
thermische aandrijving in de laatste groep van
68
•
Alleen de uitvoering voor het Verenigd Koninkrijk is uitgerust
met het verwarmingstoestelrelais. Later zullen alle
uitvoeringen hiermee worden uitgerust.
ruimtethermostaat en thermische aandrijvingen, d.w.z. op
het einde van het klemmenveld
LET OP!
Het niet naleven van de regels voor automatische
koppeling zal leiden tot een verkeerde werking van
de regelmodule.
4.3
Uponor thermische aandrijvingen
aansluiten
1. Zorg ervoor dat aan de voorwaarden voor automatische
koppeling is voldaan bij het aansluiten van de thermische
aandrijvingen. Zie paragraaf
2. Sluit thermische aandrijvingen die door dezelfde
ruimtethermostaat worden aangestuurd in groepen aan. Zie
paragraaf
4.1 Uponor Controller wiring diagram, pagina 5
voor de aansluitposities.
LET OP!
De twee draden van de thermische aandrijving zijn
niet fase gevoelig.
UPONOR CONTROL SYSTEM WIRED - QUICK GUIDE
4.2 Auto-linking, pagina
5.