Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheidsaanwijzingen voor de reiniging en het onderhoud
§
Als de netstekker met water in contact gekomen is, moet deze worden gedroogd voordat hij in het
stopcontact wordt gestoken. Levensgevaar.
§
Beschadigde netstekkers of kabels moeten voor gebruik van het apparaat door geautoriseerd,
vakkundig personeel worden uitgewisseld.
§
In natte- en vochtige ruimtes geen verlengkabels gebruiken.
§
Netstekker alleen in passende stopcontacten instoppen. Bij niet passende netstekker moet de kabel
van het apparaat door geautoriseerd vakkundig personeel worden omgebouwd.
§
Het gebruik van stopcontacten adapters is niet toegestaan. Brandgevaar.
§
Het apparaat niet met dampstraal- of hogedrukreiniger schoonmaken. Als er in de omgeving
werkzaamheden met dampstraal- of hogedrukreinigers staan gepland, moet het apparaat van tevoren
buiten bedrijf worden gesteld en losgekoppeld van het elektriciteitsnet.
2.4
Veiligheidsaanwijzingen voor de reiniging en het onderhoud
Bij de reiniging en het onderhoud rekening houden met de volgende punten:
§
Om hygiënische redenen moeten de reinigingsaanwijzingen zorgvuldig in acht worden genomen.
§
Voor reinigingsbegin apparaat buiten werking zetten. De netstekker uit het stopcontact trekken en in
de hiervoor bedoelde houder aan het apparaat hangen.
§
Voor de reiniging moet het apparaat buiten bedrijf worden gezet en voldoende zijn afgekoeld.
§
Het apparaat niet met dampstraal- of hogedrukreiniger schoonmaken. Als er in de omgeving
werkzaamheden met dampstraal- of hogedrukreinigers staan gepland, moet het apparaat van tevoren
buiten bedrijf worden gesteld en losgekoppeld van het elektriciteitsnet.
§
Ook apparaten zonder elektra aansluiting mogen niet met stromend water, laat staan een
hogedrukspuit, worden gereinigd.
2.5
Veiligheidsaanwijzingen voor het verhelpen van storingen
Bij onderhoud en het verhelpen van een storing moeten volgende punten in acht genomen worden:
§
Alle werkzaamheden voor het oplossen van storingen mogen uitsluitend door geautoriseerde
vakkrachten worden uitgevoerd.
§
Bij werkzaamheden voor het oplossen van storingen moet worden gegarandeerd, dat het apparaat is
uitgeschakeld. Bij werkzaamheden aan de elektrische installatie moet het apparaat van het stroomnet
gescheiden worden en moet tegen inschakelen worden beveiligd.
§
De plaatselijk geldige ongevallenpreventie voorschriften moeten in acht worden genomen.
§
Defecte onderdelen dienen uitsluitend door originele onderdelen te worden vervangen.
2.6
Aanwijzingen voor specifieke gevaren
Elektrische energie
§
Werkzaamheden aan elektrische installaties mogen uitsluitend van een elektricien of van
geautoriseerde vaklui onder leiding en opzicht van een elektricien in overeenstemming met de
elektrotechnische regels worden uitgevoerd.
§
Apparatuur, waaraan inspectie- en onderhoudswerkzaamheden en het verhelpen van storingen
worden doorgevoerd, moeten spanningsvrij worden geschakeld en tegen het opnieuw inschakelen
worden beveiligd, wanneer geen spanning voor deze werkzaamheden noodzakelijk is. Dit mag
uitsluitend van een elektricien worden uitgevoerd.
4330000_A6
TE-2/V19-26, 27-33 | TE-2/VK19-26 | TEH-1/V19-26, 27-33 | TEH-2/V19-26, 27-33 | TEUH-1/VS19-26 | TEUH-2/VS19-26, 27-33 | TEUH-2/VC19-26
EBR/V19-26, 27-33 | EBRH/V19-26, 27-33 | EBRH-2/V19-26
Hoofdstuk
2
Bladzijde 11
Bordenstapelaar