MANKEMENTEN
7. De pomp zuigt niet
aan.
8. De
pomp
geeft
onvoldoende
vermogen.
9. Het pompvermogen
is niet constant.
10. De pomp draait bij
uitschakeling door.
11. De pomp trilt en
functioneert
lawaaierig.
NEDERLANDS
CONTROLES (mogelijke oorzaken)
A. De zuigleiding of het bodemventiel
zuigen lucht aan.
B. De
negatieve
helling
zuigleiding bevordert de vorming van
luchtzakken.
A. Het bodemventiel zit verstopt.
B. Versleten of vastgelopen rad.
C. De zuigleiding heeft een onvoldoende
diameter.
D. De juiste draairichting controleren.
A. De zuigdruk is te laag.
B. De zuigleiding of de pomp zitten
gedeeltelijk door vuil verstopt.
A. Verlies in de zuigleiding.
B. Kapot of op de half-open-stand
geblokkeerd bodem- of afsluitventiel.
A. Controleren of de pomp en/of de
leidingen goed vastzitten.
B. Cavitatie bij de pomp (punt 8
paragraaf INSTALLATIE).
C. De pomp functioneert buiten de
plaatgegevens.
A. Het fenomeen elimineren door de
zuigleiding zorgvuldig te controleren;
de aanzuighandelingen herhalen.
van
de
B. De hellingshoek van de zuigleiding
corrigeren.
A. Het bodemventiel schoonmaken.
B. Het rad vervangen of het obstakel
verwijderen.
C. De leiding vervangen door één met
een grotere diameter.
D. Twee voedingsdraden omwisselen.
B. De zuigleiding en de pomp reinigen.
A. Het mankement verhelpen.
B. Het defecte ventiel repareren of
vervangen.
A. De losse onderdelen vastzetten.
B. De zuighoogte verlagen en het
vervalverlies controleren.
C. Het vermogen verminderen.
44
OPLOSSINGEN