mase
5.11 Periode waarin de groep niet gebruikt wordt
Als de groep lange tijd ongebruikt zal blijven, moeten de
volgende handelingen worden verricht:
- Vervang de oliepan.
- Vervang het oliefilter
- Vervang het brandstoffilter
- Vervang de zinkblokjes (zie par. 5.8)
- Laat bij temperaturen van lager of omstreeks 0°C
antivriesmiddel opzuigen door de
Dit middel heeft tot taak de uitwisselaars te beschermen
tegen lage temperaturen en de rotor van de
zeewaterpomp te smeren.
- Smeer de rotor van de waterpomp
- Koppel de startbatterij af en zet hem op een droge
plaats (zie par. 5.10)
- Maak het zeewaterfilter schoon
- Sluit de zeewaterkraan
- Verwijder het zeewater uit de klankdemper
- Maak de antisifon-klep (siphon break) schoon en
smeer hem
5.12 Samenvattingstabel van de geprogrammeerde
ingrepen
WERKZAAMHEDEN
Controle oliepeil
Controle koelvloeistofpeil
Regeling spanning V-snaar
Controle batterijlading
Olieverversing
Vervanging brandstoffilter
Vervanging oliefilter
Reiniging injecteurs
Regeling speling toe-/afvoerklep
Controle borstels wisselstroomgenerator
Afstelling injecteurs
Controle collector wisselstroomgenerator
Vervsnging Viton-bus
Controle elektrolytnveau batterij
Reiniging luchtfilter
Totale verversing koelvloeistof
Vervarging zinken anoden
5.13 Storingen
De startmotor draait maar de hoofdmotor start niet.
- Controleer of er brandstof in de tank zit (tanken).
- Controleer of de stop-elektromagneet in trekkende
stand staat (Raadpleeg de Service-dienst).
- Verwijder de luchtbellen uit het voedingscircuit (zie par.
3.2).
NL
Het bedieningspaneel wordt niet ingeschakeld
wanneer op de ON-knop gedrukt wordt.
- Controleer of de beschermingszekeringen intact zijn
(vervang hen).
- Controleer of de verbindingskabel en de elektrische
aansluitingen in orde zijn
- Controleer of de batterij intact is (opnieuw laden of
vervangen).
zeewaterslang.
De groep gaat uit tijdens het bedrijf.
- Controleer of er een bescherming heeft ingegrepen en
of het bijbehorende lampje
opheffen en opnieuw proberen te starten).
- Controleer of er brandstof in de tank zit (aanvullen).
De motor geeft veel rook af met de uitlaatgassen.
- Controleer of het olieniveau in de pan het teken MAX
niet te boven gaat (het niveau herstellen)
- Controleer of de groep niet overbelast is.
- Controleer of de injecteurs goed afgesteld zijn
(raadpleeg het Servicecentrum).
De motor functioneert onregelmatig
- Controleer de brandstoffilters (vervangen)
- Verwijder de luchtbellen uit het voedingscircuit (zie par.
UREN
3.2).
10
De spanning van de wisselstroomgenerator is te
10
laag
100
- Corrigeer de spanning door met de elektronische
100
regelaar AVR te werken.
150
- Controleer het toerental van de motor (3120 rpm
300
zonder belasting).
300
- Spanningsregelaar defect (vervangen).
300
300
Startbatterij leeg
500
- Controleer het peil van het elektrolyt in de batterij
500
(herstel het juiste niveau).
1000
- Controleer of het laadapparaat goed functioneert
1000
(vervangen).
maand.
- Controleer of de batterij intact is.
jaarlijks
jaarlijks
jaarlijks
58
IS 9000 - 9500
(weer aansluiten).
brandt (de oorzaak