Veiligheidsaanwijzingen
Veiligheidsaanwijzingen voor de apparatuurveiligheid
2.3
Veiligheidsaanwijzingen voor de apparatuurveiligheid
Het veilige bedrijf van het apparaat is afhankelijk van het gebruik volgens de toepassing en een omzichtig
gebruik. Een nonchalante omgang met het apparaat kan tot gevaren voor lijf en leven van de bediener of
derden, alsmede tot gevaar voor dit apparaat zelf en andere materiële waarde van de exploitant leiden.
Voor het garanderen van de machineveiligheid moeten daarom volgende punten in acht worden genomen:
§
Het apparaat mag uitsluitend in een technisch onberispelijke toestand, veiligheids- en gevaarbewust,
volgens de toepassing en met inachtneming van de gebruiksaanwijzing worden ingezet.
§
Alle bedien- en drukelementen moeten in technisch feilloze en veilig functionerende toestand zijn.
§
Voor iedere inbedrijfstelling moet het apparaat op uiterlijke herkenbare beschadigingen en gebreken
worden gecontroleerd. Bij optredende schaden onmiddellijk de bevoegde instanties informeren en de
voedseltransportwagen stilzetten.
§
Veranderingen of aanpassingen zijn alleen na afspraak met de fabrikant en met zijn schriftelijke
toestemming toegestaan.
§
De apparatuur mag uitsluitend worden gebruikt onder toezicht.
§
Het apparaat uitsluitend met gesloten deuren bewegen. Niet gesloten deuren kunnen tijdens het
transport open raken en beschadigingen of letsel tot gevolg hebben.
§
Het apparaat is uitsluitend bedoeld voor handmatig transport. Machinaal ondersteund transport is niet
toegestaan. Gevaar voor letsel en beschadigingen.
§
Maak voor het transport de beide blokkeerremmen los. Rijden met ingeschakelde blokkeerremmen
kan leiden tot beschadigingen aan het loopwerk.
§
De wagen mag uitsluitend over een vlakke bodem worden getransporteerd. Rijden over erg ongelijke
vloeren of trappen kan beschadigingen aan het loopwerk tot gevolg hebben.
§
De voedseltransportwagen mag niet met de blokkeerremmen worden afgeremd. De beide
blokkeerremmen zijn zo geconstrueerd dat zij uitsluitend kunnen voorkomen dat het apparaat
zelfstandig in beweging komt. Het apparaat niet op een aflopende bodem neerzetten. Na het
neerzetten met de beide blokkeerremmen tegen wegrollen beveiligen.
§
Bij het naderen van muren en om hindernissen heen rijden altijd letten op personen die in de weg
staan. Letselgevaar.
§
Tijdens het transport beide duwhandgrepen met beide handen vasthouden, het apparaat tijdens het
rijden nooit loslaten.
§
Het apparaat tijdens het transport nooit sneller dan stapvoets voortbewegen. Zwaar beladen
apparaten kunnen moeilijker worden afgeremd en gestuurd. Eventueel moet het transport met twee
personen worden uitgevoerd.
§
Een tot kantelen gebrachte voedseltransportwagen door invloed van buitenaf of door onachtzaamheid
nooit met de hand opvangen. Letselgevaar.
§
Indien deze bijv. in een vrachtwagen worden vervoerd dienen deze te worden vastgezet. De
blokkeerremmen alleen zijn niet voldoende voor transportbeveiliging.
§
Voor het transport het apparaat uitschakelen, netstekker uittrekken en in de daarvoor bestemde
houder inhangen.
§
Netstekker nooit aan de aansluitkabel uit het stopcontact trekken.
§
Het apparaat nooit door trekken aan de aansluitkabel verrijden.
§
Als de netstekker met water in contact gekomen is, moet deze worden gedroogd voordat hij in het
stopcontact wordt gestoken. Levensgevaar.
§
Beschadigde netstekkers of aansluitkabel moeten voor gebruik van het apparaat door geautoriseerd,
vakkundig personeel worden uitgewisseld.
§
In natte- en vochtige ruimtes geen verlengkabels gebruiken.
4330025_A1
SPTW-2/EBF | SPTW-3/EBF | SPTW-2/EBF-S | SPTW-3/EBF-S | SPTW-2/EBF-K | SPTW-3/EBF-K
Hoofdstuk
2
Bladzijde 9
Voedseltransportwagen