8.
START
8.1
Nadat u de installatie heeft uitgevoerd en de draairichting heeft gecontroleerd, vult en
ontlucht u de installatie alvorens de circulatiepomp in werking te stellen. (fig. 1)
Laat de circulatiepomp niet werken zonder water in de installatie.
8.2
De vloeistof in het systeem heeft niet alleen een hoge temperatuur en druk, maar kan
ook de vorm van stoom aannemen. LET OP gevaar voor brandwonden.
8.3
Het is gevaarlijk om de circulatiepomp aan te raken. LET OP gevaar voor brandwonden.
8.4
Wanneer de motor ontlucht moet worden, draait u de dop langzaam los en laat u de
vloeistof gedurende enkele seconden naar buiten stromen (fig. 1).
8.5
Het is gevaarlijk om de dop snel los te draaien; de vloeistof van het systeem heeft een
hoge temperatuur en druk en kan brandwonden veroorzaken.
Bescherm tijdens het ontluchten de elektrische componenten.
9.
REGELING VAN DE SNELHEID
9.1
Voor de monofase circulatiepompen regelt u de snelheid met behulp van de
schakelknop op 3 standen. De snelheid kan ook worden ingesteld wanneer de motor
onder spanning staat.
De snelheid van de driefase circulatiepompen kan alleen veranderd
worden wanneer er geen spanning is.
9.2
Voor het instellen van de snelheid van de driefase motoren voor collectieve
installaties volgt u de afbeelding op pag. 2 en voert u de volgende handelingen uit:
1. Verzeker u ervan dat de circulatiepomp niet is verbonden met de netspanning.
2. Verwijder het deksel van het klemmenbord.
3. Verwijder de module voor de snelheidsinstelling en plaats deze zodanig terug dat
het nummer, dat overeenkomt met de snelheid, en de waarde van de vereiste
spanning zichtbaar zijn via het kijkglas van het klemmenbord.
LET OP: om over te gaan van de snelheidsinstelling voor 400 V naar de
snelheidsinstelling voor 230 V, dient u de selectiemodule te verwijderen, het
afstandstuk te verwijderen, dit om te draaien en zodanig te plaatsen dat na het
terugplaatsen van de module de snelheden die horen bij de voeding van 230 V
afgelezen kunnen worden via het kijkglas van het klemmenbord. Let op dat u de
module niet zodanig plaatst dat via het kijkglas de gevaaraanduiding zichtbaar
is.
4. Plaats het deksel van het klemmenbord terug.
5. Herstel de verbinding met de netvoeding.
9.3
De snelheden voor de spanningen 230 V en 400 V horen respectievelijk bij de
waarde van de netspanning.
9.4
Voor de driefase circulatiepompen voor collectieve installaties op 400 V kunnen 3
snelheden worden ingesteld, terwijl er voor de 230 V 2 snelheden kunnen worden
ingesteld.
Indicatie met betrekking tot de snelheid:
V1 400 V
V1 230
NEDERLANDS
V2 400 V
V2 230 V
34
V3 400 V