BEDIENINGSINSTRUCTIES
WAARSCHUWING
Voordat u de duwstrooimachine gaat gebruiken, moet u eerst de onderstaande in-
structies en veiligheidsinformatie doornemen. Het niet naleven van deze instruc-
ties kan leiden tot materiële schade of letsel voor de gebruiker of omstanders.
STROOIMACHINE GEBRUIKEN
1.
Controleer de strooimachine voor elk gebruik. Zorg ervoor dat de wielen
makkelijk draaien en dat de tandwielkast beweegt wanneer de strooimachine
wordt geduwd. De trechter moet schoon zijn en mag geen barsten bevatten.
2.
De strooimachine is ontworpen om een reeks materialen (kunstmest,
graszaad en dooimiddel) te verspreiden. Materialen als poeders, mest,
grondaarde, grind en mulch hebben de verkeerde fysieke eigenschappen en
mogen niet worden gebruikt met deze strooimachine.
3.
Gebruik geen strooimachine op winderige dagen wanneer u graszaad of kun-
stmest strooit.
4.
Bepaal bij benadering het aantal vierkante meters dat moet worden be-
strooid en schat de benodigde hoeveelheid materiaal. Zie de aanbevelingen
van de kunstmestfabrikant. Verbrokkel klonters kunstmest terwijl u de trech-
ter vult.
5.
"0"staat en of de debietregelplaat is gesloten.
6.
Zet de verstelbare aanslag met de hendel van de debietregeling altijd in
de"0"-stand. Sluit elke keer wanneer u gaat stoppen of keren de debietre-
gelplaat om het verspreiden van het materiaal te stoppen en maak nog één
gang. Hierdoor wordt verspilling voorkomen en wordt voorkomen dat het
gazon beschadigt door verzadiging van het product.
7.
Volg de door de fabrikant aanbevolen dekkingsgraad voor elk product.
8.
Om dezelfde dekking te behouden terwijl u met een andere snelheid loopt,
stelt u de debietsnelheid opnieuw in. Verminder de debietinstelling voor la-
gere snelheden en verhoog de debietinstelling voor hogere snelheden.
9.
Houd de plaat van het schoepenwiel horizontaal wanneer u de strooimachine
bedient. Wanneer u de strooimachine kantelt, krijgt u een ongelijkmatige
dekking.
10.
Zorg ervoor dat de R-pen in de trechter is geïnstalleerd voordat u met de
strooimachine begint.
11.
Begin altijd eerst te lopen voordat u de sluitplaat opent.
12.
Sluit de debietregelplaat altijd voordat u draait of de strooimachine stopt.
13.
Als er per ongeluk te veel materiaal is terechtgekomen op een klein gebied,
doorweekt u het gebied grondig met een tuinslang of sproeier om het ver-
branden van het gazon te voorkomen.
14.
Om een consistente dekking te garanderen, moet u er voor zorgen dat elk
strooipatroon het vorige strooipatroon iets overlapt.
15.
Zorg er bij het strooien van het materiaal voor dat het strooipatroon geen
groenblijvende bomen, bloemen of struiken raakt.
16.
Strooi niet teveel materiaal. Volg de aanbevolen dekkingsgraad voor elk
product. Te veel strooien lijdt tot schade aan uw gazon en verontreiniging.
NL
59