2
Er wordt bij de buitenunit een afdeknet voor het aggregaat van de warmtewisseling geleverd. Dit is bedoeld voor installaties
die toegankelijk zijn voor het publiek. De montage van het net zou bij hoge luchtvochtigheid en lage temperatuur (mist)
of sneeuw de accumulatie van ijs op het aggregaat kunnen veroorzaken, met een afname van de systeemprestaties tot
gevolg.
2.3
WERKLIMIETEN (afb.10)
De schema's van afb. 10 tonen de limieten van de watertemperatuur (LWT) en van de buitenlucht (ODT) waarbij de warmtepomp
kan werking in de twee werkwijzen koeling en verwarming/productie sanitairwater en koeling.
2.4
AANSLUITING KOELLEIDINGEN (afb. 11,12)
Raadpleeg onderstaande tabel voor de aansluiting van de koelleidingen tussen de binnenunit en de buitenunit.
Maximumlengte van de
aansluitleidingen (m)
Limiet van hoogteverschil
tussen de twee units als de
buitenunit hoger geplaatst
is dan de binnenunit (m)
Limiet van hoogteverschil
tussen de twee units als de
buitenunit lager geplaatst is
dan de binnenunit (m)
Extra vulling koelmiddel
per meter bij leidingen die
langer dan 5 meter zijn
(g/m)
De maximumlengte van de aansluitleidingen op de binnenunit moet in overeenstemming zijn met tabel 1 en het R410A moet
bijgevuld worden zoals voorgeschreven (zie par.2.4.2). Installeer de units niet voorbij het toegestane hoogteverschil tussen
binnenunit en buitenunit.
Voltooi het koelcircuit door de binnenunit op de buitenunit aan te sluiten met behulp van de geïsoleerde koperleidingen.
uiteinden geleverd worden.
De koelaansluitingen van de binnenunit bevinden zich achter het elektrische paneel, die van de buitenunit aan de rechterkant.
Om toegang tot deze aansluitingen te verkrijgen, moet de bescherming weggenomen worden.
A
B
C
D
Bepaal het traject van de leidingen op een wijze dat de lengte en het aantal bochten van de leidingen zo beperkt mogelijk blijven
teneinde het maximumrendement van de installatie te verkrijgen.
Steek de koelleidingen in de kabelmantel (met zo mogelijk een interne scheiding) van geschikte afmetingen die op de muur
bevestigd wordt en waarin vervolgens de leidingen en de elektriciteitskabels gevoerd worden.
Snij de stukken leiding af die circa 3-4 cm te lang zijn.
BELANGRIJK: snij de leidingen uitsluitend met een buizensnijder met wieltje en bedien deze steeds kort om te voorkomen
dat de buis geplet wordt.
•
Verwijder eventuele bramen met het geschikte gereedschap.
•
Plaats de bevestigingsmoer in de buis, alvorens deze te verbreden (afb.12A).
•
Verbreed beide uiteinden van de buizen met gebruik van het geschikte gereedschap op onberispelijke wijze: zonder barsten,
breuken of afbrokkelingen (afb.12B).
•
Schroef de moer van de buis met de hand vat op de schroefdraad van de aansluiting.
•
Draai de moer (afb. 13) de nitief vast met een vaste sleutel, om het schroefdraaddeel van de aansluiting op zijn
plaats te houden zodat vervormingen voorkomen worden, en met een dynamometrische sleutel, die op de volgende
waarden geijkt is, op grond van de afmetingen van de buizen:
•
Diameter 3/8'' 34 N.m < aanhaalkoppel < 42 N.m
•
Diameter 5/8'' 68 N.m < aanhaalkoppel < 82 N.m
66
OS-
OS-
CEBSH24EI
CEBCH36EI
25
30
12
20
9
12
60
60
OS-
OS-
CEBCH48EI
CEBTH48EI
50
50
25
30
20
20
60
60
OS-
OS-
CEBCH60EI
CEBTH60EI
50
50
25
30
20
20
60
60