GROUP S.P.A.
INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
• De enige toestellen die kunnen worden geïnstalleerd op het
intercomnet zijn Art. 2418W en 4714W/2I.
• Op elke van de 4 aftakuitgangen van de intercom-
interfacemodule, Art. 4897, mogen uitsluitend toestellen worden
aangesloten met dezelfde gebruikerscode, dus maximaal 4
appartementen (4 verschillende gebruikerscodes). Het is
mogelijk dat dezelfde gebruikerscode is toegekend aan
meerdere aftakuitgangen van het intercomnet (bijvoorbeeld in
een eengezinswoning, zie het schema SB2V/010).
Er kunnen maximaal 8 aansluitingen op een intercom-
interfacemodule, Art. 4897, worden aangesloten.
• Er kunnen maximaal 3 aansluitingen per aftakuitgang van het
intercomnet van de interfacemodule, Art. 4897, worden
aangesloten.
• Het aansluiten van meerdere interne aansluitingen (MAXIMAAL
3) met dezelfde gebruikerscode op een aftakuitgang van het
intercomnet moet in cascadeschakeling gebeuren.
• Er kunnen maximaal 8 aansluitingen met dezelfde gebruikerscode
geïnstalleerd worden per interface, Art. 4897. Indien er op de
beldrukker wordt gedrukt, bellen alle aansluitingen tegelijkertijd.
• Iedere interne aansluiting die op het intercomnet is aangesloten,
moet een eigen, unieke intercomcode hebben.
• Het is niet mogelijk dezelfde gebruikerscode toe te kennen aan
een aansluiting die in een intercomnet geïnstalleerd is, d.w.z.
achter een interface, Art. 4897, en tevens aan een aansluiting
die direct met de stamleiding of met een ander intercomnet
verbonden is.
• Er kunnen MAXIMAAL 10 interfaces, Art. 4897, per voedingsmixer,
Art. 4896, geïnstalleerd worden (in Simplebus2 audio-
videosystemen). Bij Simplebus1-systemen of alleen
audiosystemen hangt het aantal interfaces, Art. 4897, die
geïnstalleerd kunnen worden af van de andere toestellen die in het
systeem zijn geïnstalleerd. Zie bepaling van het aantal toestellen
voor Simplebus1-systemen of audiosystemen op pag. 57.
• Het is mogelijk per intercomnet, d.w.z. per geïnstalleerde
interface, Art. 4897, tegelijkertijd over de intercom te spreken.
• Om te kunnen beschikken over de signaal-LED "systeem bezet"
en om de drukknoppen 3 en 4 te kunnen gebruiken, moeten de
monitoren Vandalcom van het intercomnet uitgevoerd zijn met
de optionele kaart, Art. 4703, met extra drukknoppen en LED.
• Indien meerdere monitoren (MAXIMAAL 3 hoofdmonitoren)
tegelijkertijd ingeschakeld moeten worden, dient u er rekening
mee te houden dat de monitoren die bij aanbellen tegelijk met de
hoofdmonitor (die door de stamleiding wordt gevoed)
ingeschakeld kunnen worden, aangesloten moeten zijn op
dezelfde uitgang van de interface, Art. 4897, en afzonderlijk
gevoed moeten worden via de voedingseenheid, Art. 1212/B, zie
het schema SB2V/010.
• Bij systemen met meerdere audio-videoaansluitingen met
dezelfde gebruikerscode zonder extra voedingseenheden, moet
één grondplaat, Art. 4714W/2I en naar de Art. 5714/I als de
hoofdgrondplaat en de overige grondplaten als secundaire
grondplaten worden ingesteld.
• Indien er meerdere monitoren zijn met dezelfde gebruikerscode,
moet de hoofdmonitor, die door de stamleiding gevoed wordt,
aangesloten worden op de uitgang met het laagste van de
nummers die aan de monitoren met dezelfde gebruikerscode zijn
MT SB2 03
56
toegekend (bijvoorbeeld L1 indien de uitgangen L1, L2 en L3
gebruikt worden); zie het voorbeeld op pag. 57. De monitoren die
aangesloten zijn op de hoger genummerde uitgangen L2 en L3
moeten dan ingesteld worden als secundaire monitoren.
• Voordat de interface, Art. 4897, wordt aangesloten op de
stamleiding, moet de intercom-interface geprogrammeerd
worden voor de zelfleerfunctie, zie "Programmeren van
interfacemodule, Art. 4897, voor zelfleerfunctie" op pag. 62.
• Telkens wanneer de aansluitingen van de toestellen op het
intercomnet gewijzigd worden, of een toestel vervangen wordt
(ook indien alleen de ingebouwde microcontroller wordt
vervangen), moet de zelfleerprocedure van Art. 4897 herhaald
worden.
• In de aftakleidingen naar iedere intercom-interfacemodule, Art.
4897, moet het meegeleverde aftakblokje, Art. 1214/2, op de
stamleiding worden gemonteerd.
• Bij installatie van een intercomsysteem met alleen audiosystemen,
moeten zowel de intercom-interfacemodule, Art. 4897, als de
intercomtelefoon, Art. 2418W, ingesteld worden als Simplebus1;
zie de alinea's "Instellen van de intercomtelefoon, Art. 2418W,
voor gebruik in Simplebus1-systemen" en "Instellen van de
interface, Art. 4897, voor gebruik in Simplebus1-systemen" op
pag. 61-62. Zie de schema's SBC/09 en SBC/04PI voor alleen
audiosystemen.
• Afhankelijk van de gebruikte kabel de MAXIMAAL haalbare
afstand bepalen van de voedingsmixer, Art. 4896, tot de verst
verwijderde monitor, zie TAB.1 op pag. 58.
• Afhankelijk van de gebruikte kabel de MAXIMAAL haalbare
afstand bepalen van het aftakblokje, Art. 1214/2, tot de verst
verwijderde monitor, zie TAB.1 op pag. 58.
• Bij Simplebus2 audio-videosystemen afhankelijk van de
gebruikte kabel de MAXIMALE afstanden bepalen die
aangehouden moeten worden tussen entreepaneel en
voedingsmixer, zoals aangegeven in de technische handleiding
MT/SB2/01.
• Afhankelijk van de gebruikte kabel de MAXIMAAL haalbare
afstand bepalen in alleen audiosystemen. Zie TAB. 2 op pag. 58.
• Bij Simplebus1 video-audiosystemen afhankelijk van de
gebruikte kabel de MAXIMALE afstand bepalen van het
entreepaneel tot de verst verwijderde monitor, en van het
aftakblokje, Art. 1214/2, tot de verst verwijderde monitor, zie
TAB.1 op pag. 58.
• Leid de draden van de BUS-leiding niet in de nabijheid van
netvoedingskabels (230/400 V).