MEDRAD® MRXperion Gebruiksaanwijzing
4.
Druk tweemaal op de knop Fill A
(A vullen) om te beginnen met het
automatisch vullen van
injectiespuit A.
5.
Controleer of de slang vrij is van overtollige lucht.
Verwijder de naald.
6.
Haal de grote naald uit de verpakking. Verwijder de
stofkap van het lueruiteinde van de naald. Installeer de
grote naald op de zoutoplossingspuit (injectieppuit B).
Gebruik niet te veel kracht tijdens het installeren.
Verwijder het kapje van het uiteinde van de naald. Steek
de naald in de vloeistofbron.
7.
Druk tweemaal op de knop Fill B (B
vullen) om te beginnen met het
automatisch vullen van injectiespuit B.
8.
Controleer of de slang vrij is van overtollige lucht.
Verwijder de naald. Gooi de houders van de
vloeistofbron en de naald weg.
OPMERKING: Indien u bij de stappen 3 en 6 gebruik
maakt van een vrouwelijk/vrouwelijk-
adapter (FFA - Female/Female Adapter)
om de vloeistof te vullen vanuit een
voorgevulde injectiespuit, bevestig de
vrouwelijk/vrouwelijk-adapter dan op de
punt van de injectiespuit in plaats van een
naald. (De vrouwelijk/vrouwelijk-adapter
kan afzonderlijk worden aangeschaft.
Het catalogusnummer voor dit product is
FFA 50.)
9.
Sluit de wegwerpslang aan volgens de instructies in
het hoofdstuk Installatie van verbindingsslang.
De injectiespuiten vullen: handmatig
OPMERKING: Houd de injectorkop tijdens het
injecterenomhoog gericht.
Houd de injectorkop tijden het injecteren
omlaag gericht.
1.
Nieuwe injectiespuiten installeren.
2.
Haal de kleine naald uit de verpakking. Verwijder de
stofkap van het lueruiteinde van de naald. Installeer de
kleine naald op de contrastspuit (injectiespuit A).
Gebruik niet te veel kracht tijdens het installeren.
Verwijder het kapje van het uiteinde van de naald. Steek
de naald in de vloeistofbron.
3.
Vul injectiespuit A door te drukken op de knop Enable
Piston Control (zuigerbesturing inschakelen) om de
zuigerbesturing in te schakelen en gebruik de
omgekeerde zuigerbesturing om de injectiespuit te
vullen met de gewenste hoeveelheid vloeistof. U kunt
tevens gebruikmaken van de handmatige knop op kant
A van de injector.
4.
Controleer of de slang vrij is van overtollige lucht.
Verwijder de naald.
5.
Haal de grote naald uit de verpakking. Verwijder de
stofkap van het lueruiteinde van de naald. Installeer de
grote naald op de zoutoplossingspuit (injectieppuit B).
Gebruik niet te veel kracht tijdens het installeren.
Verwijder het kapje van het uiteinde van de naald. Steek
de naald in de vloeistofbron.
6.
Vul injectiespuit B door te drukken op de knop Enable
Piston Control (zuigerbesturing inschakelen) om de
zuigerbesturing in te schakelen en gebruik de
omgekeerde zuigerbesturing om de injectiespuit te
vullen met de gewenste hoeveelheid vloeistof. U kunt
tevens gebruikmaken van de handmatige knop op kant
B van de injector.
7.
Controleer of de slang vrij is van overtollige lucht.
Verwijder de naald. Gooi de houders van de
vloeistofbron en de naald weg.
OPMERKING: Indien u bij de stappen 2 en 5 gebruik
maakt van een vrouwelijk/vrouwelijk-
adapter (FFA - Female/Female Adapter) om
de vloeistof te vullen vanuit een
voorgevulde injectiespuit, bevestig de
vrouwelijk/vrouwelijk-adapter dan op de
punt van de injectiespuit in plaats van een
naald. (De vrouwelijk/vrouwelijk-adapter
kan afzonderlijk worden aangeschaft.
Het catalogusnummer voor dit product is
FFA 50.)
8.
Sluit de wegwerpslang aan volgens de instructies in het
hoofdstuk Installatie van verbindingsslang.
Ter voorkoming van luchtembolie zijn de injectiespuiten van
Bayer uitgerust met FluiDots-indicatoren. FluiDots-
indicatoren moeten in acht worden genomen als onderdeel
van een inschakelprocedure. Wanneer de FluiDots worden
bekeken door een lege injectiespuit, verschijnen de stippen
als kleine smalle ellipsen. Indien bekeken door een met
vloeistof gevulde injectiespuit, worden de stippen groter
(bijna rond).
Lege injectienaaald
Gevulde injectienaald
Waakzaamheid en behoedzaamheid van de
apparaatbediener en een vaste procedure zijn essentieel
om de kans op luchtembolie te minimaliseren. Controleer
of de verantwoordelijkheid voor het vullen van de
injectiespuit(en) toegewezen is aan de apparaatbediener.
Niet van apparaatbediener wisselen tijdens de procedure.
Indien er van apparaatbediener gewisseld moet worden,
controleer dan of de nieuwe apparaatbediener verifieert dat
het vloeistofkanaal wordt ontlucht.
Installatie van de verbindingsslang
Installeer de verbindingsslang na het vullen en het
voorvullen van de injectiespuiten.
1.
Haal de verbindingsslang uit de verpakking.
Verwijder de stofkappen van de luerhulpstukken.
2.
Controleer of alle lucht uit de injectiespuiten
verwijderd is.
3.
Bevestig de verbindingsslang stevig aan de
injectiespuiten, zoals weergegeven. Gebruik niet te veel
kracht tijdens het installeren.
4.
Controleer of het
luerhulpstuk van de
connector bevestigd is aan
de uiteinden van de
injectiespuiten en
controleer of de slang niet
geknikt of verstopt is.
5.
Vul de slang voor door op de knop Prime (voorvullen)
te drukken.
6.
Controleer of alle lucht verwijderd is.
7.
Draai de injectorkop naar beneden.
8.
Controleer het vloeistofkanaal op lucht.
Bevestig dat het vloeistofkanaal vrij is van
overtollige lucht door te drukken op de
bevestigingsknop Check for Air (controleren op
lucht). Sluit aan op de patiënt.
De injectiespuiten verwijderen
1.
Ontkoppel de set wegwerpslangen van het
vasculaire toegangsapparaat. De set
wegwerpslangen hoeft niet ontkoppeld te worden
van de injectiespuiten.
2.
Draai de injectiespuiten en trek de injectiespuiten
voorzichtig uit de injectorkop. Gooi de injectiespuiten
en de set wegwerpslangen weg.
OPMERKING: Zodra de injectiespuiten verwijderd zijn
uit de injectorkop, wordt de zuiger
automatisch teruggetrokken.
21