• Om de hoogte van het zadel aan te passen, maak je eerst de L-vormige hendel op de verticale
zadelsteun van het hoofdframe los en trek je deze uit. Druk of trek de zadelrail naar de gewenste
hoogte, zodanig dat de bestaande gaten in de rail en de zadelsteun samenvallen. Nu kun je de
L-vormige hendel loslaten en vastdraaien.
• Om het zadel naar voren in de richting van het stuur of naar achter te verplaatsen, maak je de ver-
stelhendel met de sluitring los en trek je de hendel terug. Schuif de zadelrail in de gewenste positie.
Zorg ervoor dat de gaten samenvallen en draai de verstelhendel weer vast.
• Om de hoogte van het stuur te verstellen, maak je de verstelveer en de tweede handgreep los en
trek je beiden terug. Schuif de stuurstang langs de houder van het hoofdframe naar de gewenste
hoogte. Als de verstelgaten gelijk liggen, trek je de verstelveer aan en de tweede handgreep weer
aan.
De weerstand aanpassen:
Je kunt de spanning van het loopwiel
aanpassen door de weerstands-
waarde van het wiel te veranderen.
Om de spanning en de weerstand te
verhogen (meer kracht vereist tijdens
de training), draai je de noodrem en
de spanningsknop (30) naar rechts.
Om de spanning en de weerstand te
verminderen, draai je de noodrem en
de spanningsknop (30) naar links.
De noodremfunctie:
Dezelfde knop waarmee je de weer-
stand regelt dient tegelijk als noo-
drem. Gebruik deze altijd als je snel
van het apparaat af moet zodat je
het vliegwiel tot stilstand brengt. Druk
stevig op de verstelknop (30) om de
noodrem in te schakelen.
4. REGELING
111
NL