Fig. E
De Xenon-draadboom A vanuit de hoogtestandsensor (1) langs de remleiding aan de rechter voertuigzijde naar de
rechter voorwielkast installeren en d.m.v. kabelstroppen vastzetten.
De aftakkingen A2 t./m. A9 door de boring ø 30 mm (3) in de wielkast naar binnen in het voertuig installeren.
De op de Xenon-draadboom A geplaatste rubberen tule (2) in de boring ø 30 mm (3) inzetten en het
waswaterreservoir inbouwen.
De aftakking A10, het zwarte 2-polige bussenhuis van de Xenon-draadboom A op de waswaterpomp van de
koplampreinigingsinstallatie aansluiten.
Bij voertuigen standaard uitgerust met SA 500 koplampreinigingsinstallatie moet de aftakking A10, het zwarte
2-polige bussenhuis van de Xenon-draadboom A, worden geïsoleerd en teruggebonden (wordt niet meer
benodigd).
Fig. F
De in de bewerkingsstap van fig. D teruggeschoven aansluitstekker (1) voor de waswaterpomp van de
koplampreinigingsinstallatie met een zijkniptang (3) afknippen. De isolatie van de twee vrije kabeluiteinden (4)
afstropen en de meegeleverde 1-polige contactbussen (2) opcrimpen. Vervolgens de contactbussen (2) in het
meegeleverde zwarte 2-polige bussenhuis aftakking A8 inpinnen en het bussenhuis vergrendelen.
Kabelkleur bruin in PIN 1,
kabelkleur zwart/bruin in PIN 2.
De aftakking A8, het zwarte 2-polige bussenhuis met ingepinde contactbussen (2), op aftakking A9, het zwarte
2-polige pennenhuis van de Xenon-draadboom A aansluiten.
Fig. G
De witte 15-polige aansluitconnector X38 van de verlichtingsmodule (2) losnemen, openen en ontgrendelen.
De bestaande zwarte 1-polige contactbus (3) uit de aansluitpositie PIN 3, kabelkleur geel/blauw, van de witte
15-polige connector X38 van de verlichtingsmodule uitpinnen.
De uitgepinde 1-polige contactbus (3), kabelkleur geel/blauw, in het meegeleverde zwarte 1-polige bushuis (1)
inpinnen.
De aftakking A5, de 1-polige contactbus, kabelkleur geel/blauw, van de Xenon-draadboom A in de witte 15-polige
aansluitconnector X38 op aansluitpositie PIN 3 inpinnen.
De witte 15-polige aansluitconnector X38 weer vergrendelen, sluiten en op de verlichtingsmodule aansluiten.
Het zwarte 1-polige bushuis (1) met de ingepinde 1-polige contactbus (3), kabelkleur geel/blauw, van de witte
15-polige aansluitconnector X38 op de aftakking A4, het zwarte 1-polige penhuis, kabelkleur geel/blauw, van de
Xenon-draadboom A aansluiten.
Fig. H
De zwarte 54-polige aansluitconnector X10117 van de verlichtingsmodule (1) losnemen en openen. De aftakking
A6, het vrije kabeluiteinde, kabelkleur geel/rood van de Xenon-draadboom A, met een 2-voudige
snijklemconnector (2) op de geel/rode kabel, aansluitpositie PIN 34, van de zwarte 54-polige connector X10117
aansluiten (indien nodig de draadboomtak van de zwarte 54-polige aansluitconnector X10117 iets opensnijden om
de snijklemverbinding gemakkelijker te kunnen maken). De zwarte 54-polige aansluitconnector X10117 weer sluiten
en op de verlichtingsmodule aansluiten.
Het vrije kabeluiteinde van aftakking A6 mag niet uit de snijklemverbinding uitsteken.
Fig. I
De aftakking A7, het kabeloog ø 6 mm, kabelkleur bruin, van de Xenon-draadboom A op het massasteunpunt
X10012 in het voorste gebied van de instap rechts vastschroeven.
Fig. J
De afdekking (1) van het instrumentenpaneel uitbouwen. De bedieningsunit voor de handmatige lichtbundelafstelling (2)
uitclipsen, de aansluitingen losnemen en op de plaats van de unit een afsluitplaatje (3) aanbrengen. De losgenomen
draadboomtak isoleren en terugbinden. De afdekking (1) van het instrumentenpaneel weer inbouwen.
Afstelling
Het voertuig weer in omgekeerde uitbouwvolgorde samenstellen en de accuaansluitingen herstellen, aangezien het
voertuig t.b.v. de afstelling moet worden verplaatst (inveren).
De voetruimte aan de rechter voertuigzijde moet voor het afstellen echter nog open blijven.
Vervolgens het voertuig verplaatsen en de in fig. K beschreven afstelling uitvoeren.
2-51/NL