2 MOTORS
(EINDSCHAKELAAR OF OBSTAKELSENSOR GEACTIVEERD)
1. De deur 1 gaat enkele
seconden open
2. De deur 2 wordt gesloten tot
de eindschakelaar ingrijpt of tot
de obstakelsensor waarneemt
dat de deur is geblokkeerd.
3. De deur 1 wordt gesloten tot
de eindschakelaar ingrijpt of tot
de obstakelsensor waarneemt
dat de deur is geblokkeerd.
4. Voor elke deur wordt
een openingsmanoeuvre
uitgevoerd, dat eindigt
wanneer de eindschakelaar
ingrijpt of de obstakelsensor
waarneemt dat de deur is
geblokkeerd.
5. Voor elke deur wordt een
sluitingsmanoeuvre uitgevoerd,
dat eindigt wanneer de
eindschakelaar ingrijpt of de
obstakelsensor waarneemt dat
de deur is geblokkeerd.
6. De bepaalde parameters worden opgeslagen en de
besturingseenheid is gebruiksklaar.
1 MOTOR
(EINDSCHAKELAAR OF OBSTAKELSENSOR GEACTIVEERD)
1. De deur wordt gesloten tot de
eindschakelaar ingrijpt of tot de
obstakelsensor waarneemt dat
de deur is geblokkeerd.
2. Een openingsmanoeuvre
wordt uitgevoerd, dat eindigt
wanneer de eindschakelaar
ingrijpt of de obstakelsensor
waarneemt dat de deur is
geblokkeerd.
3. Een sluitingsmanoeuvre
wordt uitgevoerd, dat eindigt
wanneer de eindschakelaar
ingrijpt of de obstakelsensor
waarneemt dat de deur is
geblokkeerd.
4. De bepaalde parameters worden opgeslagen en de
besturingseenheid is gebruiksklaar.
2 MOTORS
(GEEN ENKELE EINDSCHAKELAAR EN OBSTAKELSENSOR
GEDEACTIVEERD)
LET OP: in dit geval moeten de grenzen van de voortbeweging
gesignaleerd worden door een START bevel
1. De deur 1 gaat enkele
seconden open
2. De deur 2 wordt gesloten tot
de besturingseenheid een
START bevel ontvangt.
3. De deur 1 wordt gesloten tot
de besturingseenheid een
START bevel ontvangt.
4. Voor elke deur wordt
een openingsmanoeuvre
uitgevoerd, dat eindigt
wanneer de besturingseenheid
een START bevel ontvangt (de
eerste START stopt de deur 1,
de tweede START stopt de deur
2).
5. Voor elke deur wordt een
sluitingsmanoeuvre uitgevoerd,
dat eindigt wanneer de
besturingseenheid een START
bevel ontvangt (de eerste
START stopt de deur 2, de
tweede START stopt de deur
1).
6. De bepaalde parameters worden opgeslagen en de
besturingseenheid is gebruiksklaar.
1 MOTOR
(GEEN ENKELE EINDSCHAKELAAR OF OBSTAKELSENSOR
GEDEACTIVEERD)
LET OP: in dit geval moeten de grenzen van de voortbeweging
gesignaleerd worden door een START bevel
1. De deur wordt gesloten tot de
besturingseenheid een START
bevel ontvangt.
2. Een openingsmanoeuvre
wordt uitgevoerd, dat eindigt
wanneer de besturingseenheid
een START bevel ontvangt
3. Een sluitingsmanoeuvre
wordt uitgevoerd, dat eindigt
wanneer de besturingseenheid
een START bevel ontvangt
4. De bepaalde parameters worden opgeslagen en de
besturingseenheid is gebruiksklaar.
- 92 -