WPS900F/WPS910
4.2
Montageplaats voor de sensoren bepalen
Zie afb. 2 tot afb. 5
I
INSTRUCTIE
Voor een goede werking van het toestel is het belangrijk dat de senso-
ren juist afgesteld zijn.
Als deze naar de grond wijzen, worden bijv. bodemoneffenheden als
obstakel aangegeven. Als ze te ver naar boven wijzen, worden aanwe-
zige obstakels niet herkend.
Neem bij de montage het volgende in acht:
• De afstand van de sensoren tot de grond moet minstens 40 cm en maximaal
50 cm bedragen (afb. 2).
• Voor een optimale werking dient de hoek van de sensor t.o.v. de rijbaan 90° te
bedragen (afb. 2). De hoek mag niet kleiner zijn dan 90°, omdat in dat geval de
rijbaan door de sensor als obstakel wordt herkend.
• De meegeleverde sensorhouders zijn geschikt voor de gangbare bumpers.
Indien de bumper van het voertuig sterk overhelt, zijn optioneel 20°-sensor-
houders met afdekring verkrijgbaar (zie hoofdstuk „Toebehoren voor
WPS900F/WPS910" op pagina 139).
• De meegelegeverde sensorhouders zijn niet geschikt voor de montage in meta-
len bumpers. Hiervoor heeft u speciale sensorhouders met siliconen ring nodig
(zie hoofdstuk „Toebehoren voor WPS900F/WPS910" op pagina 139).
• Neem in acht dat de sensorhouder afhangt van de montagehoogte en de
schuine stand van de bumper. Kies volgens de tabel in afb. 2 de passende
sensorhouder en de bijbehorende boordiameter. De handleiding geeft de
montage weer van de standaard-sensorhouders (montage van de binnenkant
van de bumper), omdat hier het optisch beste montageresultaat wordt bereikt.
Alternatief kunnen de sensoren ook met de meegeleverde sensorhouders met
afdekring worden gemonteerd.
• Monteer de sensoren op de juiste plaats (afb. 5):
Kleur van de sensoren
blauw (bl)
zwart (sw)
bruin (br)
NL
Montageplaats
buitenkanten van de achterste bumper
middelste sensoren aan de achterste bumper
voorste bumper
Instructies voor de montage
141