lijk zijn om de installatie handmatig gemakkelijk en
probleemloos te draaien.
Opmerking:
Een onjuiste afstelling van het apparaat kan leiden
tot schade aan de koppeling en het apparaat.
4.3.4 De koppelingsbescherming
monteren
VOORZICHTIG:
Stel de pomp NOOIT in werking wanneer
de koppelingsbescherming niet correct is
gemonteerd.
Afbeelding 21: Onderdelen van de koppelingsbe-
scherming
1. Onderste helft koppelingsbescherming
2. Bovenste helft koppelingsbescherming
3. Afstelbare helft
1. Schroef de onderste helft van de koppelingsbe-
scherming (1) met schroeven (S1) vast aan de
onderkant van de lagerafdekring (4).
2. Breng een afstelonderdeel (3) in met de gleuf
naar omlaag gericht en druk daarop axiaal ten
opzichte van de motor.
3. Schroef de bovenste helft van de koppelingsbe-
scherming (1) met schroeven (S2) vast aan de
bovenkant van de lagerafdekring (4).
4. Schroef de onderdelen 1 en 2 samen, waardoor
het afstelonderdeel vast komt te zitten.
4.3.5 Elektrische installatie
1. Verwijder de schroeven van de kap van de con-
tactdoos.
2. Sluit de stroomkabels aan en bevestig ze con-
form het toepasselijke bedradingschema.
Voor bedradingschema´s, zie
De schema´s staan ook achter op de kap van
de contactdoos.
a) Sluit de aarddraad (massa) aan.
Zorg ervoor dat de aarddraad (massa) langer is
dan de fasedraden.
Afbeelding 15
.
nl - Vertaling vanuit het origineel
b) Sluit de fasedraden aan.
3. Monteer de klep van de contactdoos.
Opmerking:
Draai de kabelwartels voorzichtig aan om te
voorkomen dat de kabel kan verschuiven en er
vocht in de contactdoos terecht kan komen.
4. Als de motor niet is uitgerust met een automati-
sche terugstelfunctie van de thermische beveili-
ging, stel dan de beveiliging tegen overbelasting
in volgens onderstaande lijst.
• Als de motor wordt gebruikt op volledige be-
lasting, stel dan de waarde in op de nomina-
le stroomsterkte van de elektrische pomp
(typeplaatje)
• Als de motor wordt gebruikt op gedeeltelijke
belasting, stel dan de waarde in op de be-
drijfsstroomsterkte (bijvoorbeeld gemeten
met een stroomtang).
• Als de pomp over een star-delta-startsys-
teem beschikt, stel het thermische relais dan
in op 58% van de nominale stroomsterkte of
de bedrijfssstroom (alleen voor driefasemo-
toren).
5 In bedrijf stellen, opstarten,
bedienen en uitschakelen
Voorzorgsmaatregelen
WAARSCHUWING:
• Zorg ervoor dat de afgevoerde vloei-
stof geen schade of letsel veroor-
zaakt.
• De motorbeschermers kunnen de
motor onverwacht opnieuw starten.
Dit kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
• Stel de pomp NOOIT in werking wan-
neer de koppelingsbescherming niet
correct is gemonteerd.
VOORZICHTIG:
• Het buitenoppervlak van de pomp en
de motor kunnen tijdens werking war-
mer worden dan 40 ºC (104 ºF). Raak
ze niet aan zonder beschermende
kleding.
• Plaats geen brandbaar materiaal in
de buurt van de pomp.
Opmerking:
• Gebruik de pomp nooit wanneer de stroomsnel-
heid lager is dan het minimale nominale niveau,
wanneer deze droog is of zonder vulling vooraf.
• Bedien de pomp met de aanleverklep ON-OFF
gesloten nooit langer dan een paar seconden.
• Bedien de pomp nooit met de aanzuigklep ON-
OFF gesloten.
• Stel een stilstaande pomp niet bloot aan vries-
omstandigheden. Voer alle vloeistof af die zich in
de pomp bevindt. Wanneer u dat niet doet, kan
de vloeistof bevriezen en de pomp beschadigen.
• De som van de druk aan de aanzuigzijde (voe-
ding, valtank) en de maximale druk die wordt ge-
leverd door de pomp mag niet groter zijn dan de
87