Als deze afstand toeneemt, neemt ook
de snijspanning toe en kan de
inschakelduur X% afnemen.
U
.
Nominale voedingsspanning
1
3~ 50/60Hz
Driefasige voeding 50 of 60 Hz
I
.
Stroomverbruik bij de bijbehorende snij
1
stroomsterkte I
IP23.
Beschermingsklasse van de behuizing.
De 3 als tweede cijfer wil zeggen dat dit
apparaat welgeschikt is om buiten in de
regen te worden gebruikt.
S
Geschikt voor werkzaamheden in omgevin
gen met verhoogd risico.
OPMERKINGEN: het apparaat is verder ontworpen voor
werkzaamheden in een omgeving met vervuilingsgraad 3.
(Zie IEC 664).
2.5 INBEDRIJFSSTELLING
Het apparaat moet worden geïnstalleerd door gekwalifi-
ceerd personeel. Alle verbindingen moeten tot stand
worden gebracht overeenkomstig de geldende normen
en met volledige inachtneming van de wet op de onge-
vallenpreventie (zie CEI 26-10 CENELEC HD427).
Sluit de luchttoevoer aan op verbinding B.
In het geval de luchttoevoer afkomstig is van een drukrege-
laarvan een compressor of een centrale installatie, moet de
drukregelaar worden ingesteld op een uitgangsdruk van niet
meer dan 8 bar (0,8 MPa). Als de luchttoevoer afkom-
stige is van een fles, moet deze zijn voorzien van een
reduceerventiel; sluit nooit een persluchtfles rechtst-
reeks aan op de drukregelaar van het apparaat! De druk
zou de capaciteit van de verminderaar drukregelaar te
boven kunnen gaan, die daardoor zou kunnen ontplof-
fen!
Sluit de voedingskabel A aan: de geel-groene draad van de
kabel moet worden aangesloten op een deugdelijke aarding
van de installatie, de overige draden moeten op de fase dra-
den worden aangesloten via een schakelaar die zo mogelijk
dichtbij de snijzone is geplaatst, om in geval van nood een
snelle uitschakeling toe te staan.
Het vermogen van de thermische schakelaar of van de zeke-
ringen in serie met de schakelaar moet gelijk zijn aan de door
het apparaat verbruikte stroom I
De verbruikte stroom I
gegevens die op het apparaat worden vermeld onder de
beschikbare voedingsspanning U
Eventuele verlengkabels moeten een diameter hebben die
voldoende groot is voor de verbruikte stroom I
3 GEBRUIK
Lees voor het gebruik de normen CEI 26/9 - CENELEC
HD 407 en CEI 26.11 - CENELEC HD 433 aandachtig
door, en controleer verder of de isolatie van de kabels
onbeschadigd is.
Verzeker u ervan dat de startknop niet is ingedrukt.
Schakel het apparaat in met de schakelaar C. Hierdoor gaat
het lampje D branden.
Door even op de toortsschakelaarte drukken, wordt de pers-
luchtstroom geopend. Stel in deze toestand de druk, die
wordt aangegeven op de manometer F, op 4,7 bar (0.47
MPA) in door middel van de knop E van de drukregelaar, en
blokkeer de knop weer door hem omlaag te drukken.
Sluit de massaklem aan op het werkstuk dat gesneden moet
worden.
44
en snijspanning U
2
.
1
wordt afgeleid uit de technische
1
.
1
.
1
Het snijcircuit mag niet opzettelijk direct of indirect in contact
worden gebracht met deaardingsdraad, behalve op het
werkstuk dat gesneden moet worden.
Als het te snijden werkstuk opzettelijk met de aarde wordt
verbonden via de aardingsdraad, moet de verbinding zo
rechtstreeks mogelijk zijn en worden uitgevoerd met een
.
draad met een doorsnede die minstens gelijk is aan de mas-
2
sakabel van de snijstroom, en op hetzelfde punt zijn aange-
sloten op het te behandelen werkstuk als de massakabel,
met behulp van de klem van de massakabel of met behulp
van een tweede massaklem die in de onmiddelijke nabijheid
is geplaatst. Alle mogelijke voorzorgsmaatregelen moeten
worden genomen om zwerfstromen te vermijden.
Kies de snijstroom door middel van de knop M.
Gebruik het mondstuk ø1 tot 50 A, het mondstuk ø 1,2
van 45 tot 70 A en het mondstuk ø1,3 van 70 tot 90 A.
LET OP!
• Bij stromen boven 45/50 A mag het mondstuk het te
snijden werkstuk niet raken, er moet daarom een twee-
punts-afstandstuk Art. 1404 worden gebruikt.
• Het mondstuk ø 1.3 mm kan ook worden gebruikt als ver-
vanging van dat van ø 1,2 mm bij stromen onder 70 A, waar-
bij een gering verslechtering van de snijkwaliteit moet wor-
den geaccepteerd.
N.B. De snijkwaliteit is aanzienlijk hoger als het mondstuk op
ongeveer 3 mm van het werkstuk wordt gehouden. Om
praktische redenen heeft het soms de voorkeur te snijden
met het mondstuk in contact met het werkstuk.
Deze werkwijze mag niet worden gebruikt bij stromen
boven ongeveer 45/50 A, omdat het leidt tot een snelle
(soms onmiddellijke) vernieling van de opening van het
mondstuk, hetgeen een snede van zeer slechte kwaliteit
tot gevolg heeft.
Als het rode lampje (O) gaat branden, wil dat zeggen dat
de snede MOET worden uitgevoerd met behulp van de
afstandshouder (art. 1404).
Verzeker u ervan dat de massaklem en het werkstuk een
goed elektrisch contact maken, in het bijzonder bij gelakte,
geoxideerde staalplaat of staalplaat met isolerende bekle-
dingen.
Verbind de massaklem niet met het stuk materiaal dat moet
worden weggenomen.
Druk op de toortsschakelaar om de vonkenboog in te scha-
kelen.
Als het snijden na 2 seconden nog niet begint, gaat de von-
kenboog uit en moet de schakelaar opnieuw worden inge-
drukt om de boog weer te ontsteken.
Houd de snijtoorts verticaal gedurende de snede.
Nadat de snede is voltooid en de knop is losgelaten, blijft er
gedurende nog ongeveer 100 seconden lucht uit de snij-
toorts komen om de toorts zelf af te laten koelen.
Zet het apparaat niet uit voordat deze tijd verstreken is.
Als er gaten moeten worden gemaakt of als de snede moet
worden gemaakt vanuit het midden van een werkstuk, moet
de snijtoorts schuin gehouden worden en langzaam recht
worden geplaatst, zodat het gesmolten materiaal niet op het
mondstuk terechtkomt (zie fig.2). Dit is nodig bij het door-
boren van werkstukken die dikker zijn dan 3 mm.
Bij het gebruik in automatisch bedrijf (zie fig. 3) moet het
mondstuk op 6/7 mm afstand tot het werkstuk worden
gehouden en dichtbij worden gebracht, op ca. 3/4 mm
nadat het gat is gemaakt. Doorboor geen werkstukken die
dikker zijn dan de helft van de dikte die maximaal is toege-
staan voor de ingestelde stroomsterkte. Voor grotere dikten
moet het materiaal worden voorgeboord alvorens te gaan
snijden.