Installatie-instructies
Hydraulische groepen GH
Deze groepen kunnen buiten geïnstalleerd
worden. De aansluitleidingen dienen in
ieder geval op de juiste wijze geïsoleerd te
worden om druppelen van condenswater en
bevriezing door een te lage temperatuur te
voorkomen. De elektrische en hydraulische
aansluiting van de groep GH op de koud
water of warm water producerende eenheid
en op het circuit van de ventilo-convectoren
dienen aan de hand van de onderstaande
schema's uitgevoerd te worden.
Bediening en onderhoud van
de groepen GH
Alvorens de installatie in bedrijf te stellen
dient de hydraulische groep GH gecontro-
leerd te worden of de onderstaande han-
delingen in dezelfde volgorde uitgevoerd
te worden:
1) De installatie met de automatische
vulklep met water vullen en de correcte
ijkdruk controleren. Deze klep overeen-
komstig de voor de installatie benodigde
druk instellen. Als men de permanente
functie van deze klep niet wil gebrui-
ken, dient er een klep met handmatige
doorlaat in serie geïnstalleerd te worden
waarmee deze van leiding afgesloten
wordt.
Fysieke gegevens
Hydraulische groepen GH
Model
Overeenkomstige YLCC unit
Inertiereservoir
Inhoud
Máximale druk
kPa (bar)
Expansievant
Inhoud lt
Pomp
Voedingsspanning
V. ph. Hz
Vermogen motor
Omv. min
Verbruik
Model (Salmson)
Ljking veiligheidsklep
kPa (bar)
Lijking automatische vulklep
kPa (bar)
Afmetingen
Hoogte
Breedte
Diepte
Gewicht
2) Tijdens het met water vullen van de in-
stallatie en van de groep GH de werking
van de ontluchter controleren die zich
boven aan het inertiereservoir bevindt.
3) Controleren of de vuldruk van het ex-
pansievat in overeenstemming is met
de benodigde vuldruk van de installatie.
Indien nodig, de druk verhogen of ver-
lagen.
4) De werking van de veiligheidsklep
controleren door de druk van het circuit
te verhogen totdat deze opengaat en
overtollig water naar het afvoercircuit
afscheidt.
De druk weer op het ontwerppunt van
de installatie terugbrengen.
5) Na het uitvoeren van de elektrische in-
stallatie de hydraulische groep GH aan-
zetten. De pomp mag onder geen enkele
voorwaarde ingeschakeld worden als er
geen water in het hydraulisch circuit zit.
Als de pomp niet aanslaat of de bevei-
liging tegen overbelasting geactiveerd
wordt, dient de bedrading van de pomp
en de aansluiting van de groep met de
koelunit of warmtepomp gecontroleerd
te worden.
6) De draairichting van de pomp controle-
ren. Als deze andersom draait, is dit te
zien aan een abnormaal laag drukver-
GH-140
42
lt
131
8
kW
0,84
A
1,6
MULTI-H-403T
300 (3)
150 (1,5)
mm
1328
mm
726
mm
723
Kg
118
E
GH-200
GH-260
42
62-82
201
258
600 (6)
12
18
400.3.50
1,05
1,46
2900
1,9
2,8
MULTI-H-404T
MULTI-H-803T
600 (6)
600 (6)
150 (1,5)
150 (1,5)
1184
1440
883
928
883
883
129
164
NL
schil tussen de permanente manome-
ters die tussen de wateruitlaat en –inlaat
van de groep geïnstalleerd dienen te
worden (zie de grafieken beschikbare
druk van de groepen GH). Indien nodig,
twee fasen in de contactstrip omscha-
kelen om de draairichting om te keren.
7) 15 minuten na het in bedrijf stellen van
de installatie de pomp uitzetten, de
kleppen sluiten waardoor het zeskanten
deksel dat toegang geeft tot het filter kan
worden verwijderd en het filter zorgvul-
dig reinigen. Deze handeling herhalen
totdat er geen vuil meer in het filter zit.
Het filter wordt bij de hydrailische groep
meegeleverd.
8) Als men er eenmaal zeker van is dat er
in het circulerende water geen deeltjes
meer zitten, is de installatie bedrijfsklaar.
Vervolgens het drukverschil tussen de
manometers van de waterinlaat en –uit-
laat noteren. Als deze waarneembaar
vermindert, dient het filter weer gereinigd
te worden.
9) Deze functies dienen geregeld gecon-
troleerd te worden. Met name bij het
in bedrijf stellen bij aanvang van het
seizoen en kort na het omschakelen van
koelen naar verwarmen of omgekeerd bij
de warmtepomp.
GH-600S
102-122
605
35
1,9
4,5
MULTI-H-1603T
600 (6)
150 (1,5)
1980
1383
1038
340
GH-600P
152
605
35
3
6,6
SIL-204-15/3
600 (6)
150 (1,5)
1980
1383
1038
380
25