5 - BETEKENIS VAN DE AFZONDERLIJKE PARAMETERS
De inverter laat het systeem op constante druk werken. Deze
regeling wordt benut als de hydraulische installatie na het sys-
teem naar behoren gedimensioneerd is. Installaties die zijn uit-
gevoerd met leidingen met een te kleine doorsnede zorgen voor
belastingverliezen die de apparatuur niet kan compenseren; het
resultaat is dat de druk constant is op de sensoren maar niet op
de gebruikspunten.
Installaties die te sterk vervormbaar zijn kunnen leiden tot
schommelingen, als dit zich zou voordoen kan het probleem wor-
den opgelost met behulp van de parameters "GP" en "GI" (zie
par 5.6.3 - GP: proportionele versterkings-coëfficiënt en 5.6.4
- GI: integrerende versterkingscoëfficiënt)
5.1 - Menu Gebruiker
Door vanuit het hoofdmenu op de toets MODE te drukken (of door het
selectiemenu te gebruiken door op "+" of "-" te drukken), wordt het MENU
GEBRUIKER geopend. In het menu is het met de toets MODE mogelijk
om door de diverse pagina's van het menu te scrollen. De weergegeven
grootheden zijn als volgt.
5.1.1 - Status:
Geeft de toestand van de pomp weer.
5.1.2 - RS: weergave van de draaisnelheid
Draaisnelheid die wordt aangedreven door de motor in rpm.
5.1.3 - VP: weergave van de druk
Druk van de installatie gemeten in [bar] of [psi], al naargelang het gebrui-
kte matenstelsel.
5.1.4 - VF: weergave van de stroming
Geeft de momentane stroming weer in [liter/min] of [gal/min], al naargelang
het ingestelde matenstelsel.
5.1.5 - PO: weergave van het opgenomen vermogen
Vermogen dat wordt opgenomen door de elektropomp in [kW].
Als het maximaal toegestane vermogen wordt overschreden, knippert de
PO-identificatie.
5.1.6 - C1: weergave van de fasestroom
Fasestroom van de motor in [A].
Bij overschrijding van de maximaal toegestane stroom, knippert de identifi-
catie C1 om te signaleren dat er een ingreep van de overstroombeveiliging
nadert.
5.1.7 - SV: Voedingsspanning
Alleen aanwezig op sommige modellen.
5.1.8 - SR: Voedingsbereik
Alleen aanwezig op sommige modellen.
Geeft het waargenomen voedingsspanningsbereik aan. De volgende
waarden zijn mogelijk: [110-127] V of [220-240] V. Als het bereik niet is
bepaald, is de waarde "- -".
5.1.9 - TE: Weergave dissipatortemperatuur
5.1.10- PKm: Gemeten inlaatdruk
Alleen aanwezig op de modellen met Kiwa-functie.
5.1.11 - Bedrijfsuren en aantal starts
Geeft op drie regels van het apparaat de uren van elektrische voeding, de
bedrijfsuren van de pomp en het aantal inschakelingen van de motor aan.
5.1.12 - PI: vermogenshistogram
Geeft een histogram van het afgegeven vermogen weer op 5 verticale
balken. Het histogram geeft aan hoe lang de pomp ingeschakeld geweest
is op een bepaald vermogensniveau. Op de horizontale as bevinden zich
de balken van de diverse vermogensniveaus, op de verticale as wordt de
tijd weergegeven gedurende welke de pomp ingeschakeld is geweest op
een bepaald vermogensniveau (tijdspercentage t.o.v. het totaal).
Afb. 16: weergave van het vermogenshistogram
NL
NEDERLANDS
164