4. De motor dient op volle toeren te draaien
om zowel het gras op de juiste manier af
te snijden als een goede afvoer van het
gras naar het uitwerpkanaal te verkrijgen.
5. De maaifrequentie wordt bepaald
aan de hand van de groei van het
gras, waarbij vermeden moet worden
dat het gras te hoog wordt.
6. In de warmste en droogste tijden van het
jaar is het beter om het gras iets hoger te
laten worden zodat het gazon niet uitdroogt.
7. De optimale hoogte van het gras van een
goed verzorgd gazon bedraagt ongeveer
4-5 cm en met een enkele maaibeurt
wordt het best niet meer dan een derde
van de volledig lengte gemaaid. Als het
gras erg hoog is, raden wij aan om het
gazon, met tussenpoos van één dag,
in twee keer te maaien, de eerste keer
met de snij-inrichtingen in de hoogste
stand en smallere grasstroken tegelijk
maaiend en de tweede keer met de snij-
inrichtingen in de gewenste stand (afb. 21).
8. Het gazon zal er mooier uitzien als het
maaien afwisselend, in de lengte– en in de
dwarsrichting uitgevoerd wordt (afb. 22).
9. Als het uitwerpkanaal telkens met gras
verstopt, is het beter om de snelheid te
vertragen zodat het maaien niet te snel
gebeurt ten opzichte van de toestand
van het gazon; mocht het probleem
aanhouden dan kan het ook zijn dat de snij-
inrichtingen niet goed geslepen zijn of dat
het profiel van de vleugels vervormd is.
10. Pas erg goed op bij het maaien langs
struiken en boorden. Deze kunnen
de stand van de snijgroep ontregelen
en de zijkant van de snijgroep en de
snij-inrichtingen beschadigen.
6.5.6 Lediging van de opvangzak (indien
voorzien, enkel voor modellen
met opvang achteraan)
OPMERKING Het legen van de
opvangzak kan alléén worden uitgevoerd
als de messen uitgeschakeld zijn; is dit
niet het geval dan slaat de motor af.
• Zorg dat de opvangzak niet te
vol raakt om verstopping van het
uitwerpkanaal te voorkomen.
• Een geluidssignaal geeft aan
dat de opvangzak vol is:
1. de snij-inrichtingen uitschakelen
(par. 5.8) en het signaal stopt;
2. plaats het versnellingscommando in de
stand voor minimaal toerental "schildpad";
3. stop de beweging en zet de machine
in vrije stand (par. 5.5; par. 5.7);
4. trek de handrem aan;
5. schakel de motor uit;
6. de hendel (afb. 23.A - indien aanwezig)
naar buiten trekken of de achterste
handgreep (afb. 23.A1) vastpakken en
de opvangzak omkiepen voor het legen;
7. de opvangzak weer sluiten op zo'n
manier zodat deze zich vastkoppelt
aan de veerhaak (afb. 23.B).
6.5.7 Reiniging van het uitwerpkanaal
(enkel voor modellen met
opvang achteraan)
• In geval van hoog en nat gras gecombineerd
met een te hoge snelheid kan er zich een
verstopping van het uitwerpkanaal voordoen.
In geval van verstopping, dient men in acht te
nemen wat beschreven is in hoofdstuk 7.4.2.
6.5.8 Einde van het maaien
Na het maaien:
1. de snij-inrichtingen uitschakelen;
2. het aantal toeren van de motor verminderen
3. de terugweg afleggen met de
snijgroep in de hoogste stand.
6.6 STOPPEN
Om de machine te stoppen, dient men:
1. plaats het versnellingscommando in de
stand voor minimaal toerental "schildpad";
Om een ontploffing in de knalpot
te vermijden dient u de gashendel, 20
seconden voordat u de motor afzet,
in de stand «schildpad» te laten.
2. de motor uitschakelen door de
sleutel in de stop-stand te zetten;
3. wanneer de motor uitgeschakeld
is, de brandstofkraan (afb. 24.A)
openen (indien voorzien);
4. de sleutel verwijderen
BELANGRIJK Om de lading van de accu
in stand te houden, wordt de sleutel niet in
de stand «draaien» of «koplampen aan»
gelaten wanneer de motor niet aanstaat.
De motor kan onmiddellijk na
het uitschakelen zeer warm zijn. Raak
de knalpot of de delen ernaast niet
aan. Gevaar op brandwonden.
NL - 16