tussenblokkering).
- GEEN toortsen en bijhorende verbruiksgedeelten van een
andere oorsprong gebruiken.
- NIET PROBEREN AAN DE STROOMBRON toortsen te
KOPPELEN gebouwd voor procedures van snijden of lassen niet
voorzien in deze instructies.
Het niet in acht nemen van deze regels kan leiden tot zware
gevaren voor de lichamelijke veiligheid van de gebruiker en de
apparatuur beschadigen.
---------------------------------------------------------------------------------------------
6. PLASMASNIJDEN: BESCHRIJVING VAN DE PROCEDURE
De plasmaboog en principe van toepassing bij het plasmasnijden.
Het plasma is een gas verwarmd op een uiterst hoge temperatuur en
geïoniseerd zodanig dat het een elektrisch geleider wordt. Deze
procedure van snijden gebruikt het plasma om de elektrische boog over
te brengen naar het metalen stuk dat gesmolten wordt door de warmte
en gescheiden wordt. De toorts gebruikt perslucht afkomstig van een
afzonderlijke voeding zowel voor het plasmagas als voor het gas van
koeling en bescherming.
Ontsteking HF
Dit type van ontsteking wordt typisch gebruikt op modellen met stromen
groter dan 50A.
Het vertrek van de cyclus wordt bepaald door een boog met hoge
frequentie/hoge spanning ("HF") die het inschakelen van een pilootboog
toestaat tussen de elektrode (polariteit -) en de sproeier van de toorts
(polariteit +). Wanneer men de toorts naar het te snijden stuk brengt,
verbonden met de polariteit (+) van de stroombron, wordt de pilootboog
overgebracht en installeert hierbij een plasmaboog tussen de elektrode
(-) en het stuk zelf (boog van snijden). Pilootboog en HF worden
uitgesloten zodra de plasmaboog zich stabiliseert tussen elektrode en
stuk.
De tijd van behoud van de pilootboog ingesteld op de fabriek bedraagt 2s;
indien de overbrenging niet binnen deze tijd wordt uitgevoerd, wordt de
cyclus automatisch geblokkeerd behoudens het behoud van de
koellucht.
Om de cyclus opnieuw te starten moet men de drukknop toorts loslaten
en terug indrukken.
Ontsteking in kortsluiting.
Dit type van ontsteking wordt typisch gebruikt op modellen met stromen
kleiner dan 50A.
Het vertrek van de cyclus wordt bepaald door de beweging van de
elektrode aan de binnenkant van de sproeier van de toorts, die het
inschakelen van een pilootboog toestaat tussen de elektrode (polariteit -)
en de sproeier zelf (polariteit +).
Wanneer men de toorts naar het te snijden stuk brengt, verbonden met
de polariteit (+) van de stroombron, wordt de pilootboog overgebracht en
installeert hierbij een plasmaboog tussen de elektrode (-) en het stuk zelf
(boog van snijden).
De pilootboog wordt uitgesloten zodra de plasmaboog zich stabiliseert
tussen elektrode en stuk.
De tijd van behoud van de pilootboog ingesteld op de fabriek bedraagt 2s;
indien de overbrenging niet binnen deze tijd wordt uitgevoerd, wordt de
cyclus automatisch geblokkeerd afgezien van het behoud van de
koellucht.
Om de cyclus opnieuw te starten moet men de drukknop toorts loslaten
en terug indrukken.
Preliminaire operaties
Voordat men de operaties van het snijden begint, moet men de correcte
montage van de verbruiksgedeelten verifiëren en hierbij de kop van de
toorts controleren zoals aangeduid staat in de paragraaf "ONDERHOUD
TOORTS".
- De stroombron inschakelen en de stroom van snijden instellen (FIG.
B, C) op basis van de dikte en het type van metalen materiaal dat men
wenst te snijden. In TAB.3 wordt de snelheid van snijden aangegeven
in functie van de dikte voor aluminium, ijzeren en stalen materialen.
- De drukknop toorts indrukken en loslaten en hierbij de lucht laten
buitenstromen (³
30 seconden van post-lucht).
- Tijdens deze fase de luchtdruk regelen tot men op de manometer de
waarde in "bar" gevraagd op basis van de gebruikte toorts leest (TAB.
2).
- Ingrijpen op de drukknop lucht en de lucht uit de toorts laten komen.
- Ingrijpen op de knop: naar boven trekken om te deblokkeren en
draaien om de druk te regelen aan de waarde aangeduid in de
TECHNISCHE GEGEVENS TOORTS.
- De gevraagde waarde (bar) aflezen op de manometer; op de knop
duwen om de regeling te blokkeren.
- Het buitenstromen van de lucht spontaan laten eindigen om het
verwijderen van eventuele condens die zich in de toorts heeft
opgehoopt te vergemakkelijken.
Belangrijk:
- Snijden met contact (met sproeier toorts in contact met het te snijden
stuk): kan toegepast worden met max. stroom van 40-50A (hogere
waarden van stroom leiden tot de onmiddellijke vernietiging van
sproeier-elektrode-sproeierhouder).
- Snijden op afstand (met afstandshouder gemonteerd in toorts FIG. M):
kan toegepast worden aan 35A;
- Elektrode en verlengde sproeier: kan toegepast worden indien
voorzien.
Operatie van snijden (FIG. N).
- De sproeier van de toorts naar de boord van het stuk brengen (circa 2
mm), op de drukknop toorts drukken; na circa 1 seconde (pre-lucht)
bekomt men de ontsteking van de pilootboog.
- Indien de afstand adequaat is, wordt de pilootboog onmiddellijk
overgebracht naar het stuk en leidt hierbij tot de boog van snijden.
- De toorts verplaatsen op het oppervlak van het stuk langs de ideale
lijn van snijden met een regelmatige voorwaartse beweging.
- De snelheid van snijden aanpassen op basis van de dikte en de
geselecteerde stroom, en hierbij verifiëren of de boog in uitgang uit het
onderste oppervlak van het stuk een inclinatie van 5-10° op de
verticale stand heeft in de tegenovergestelde richting van de
voorwaartse beweging.
- Een excessieve afstand toorts-stuk of de afwezigheid van materiaal
(einde snijden) veroorzaakt de onmiddellijke onderbreking van de
boog.
- De onderbreking van de boog (van snijden of piloot) wordt altijd
bekomen bij het loslaten van de drukknop toorts.
Doorboring(FIG. O)
Wanneer men deze operatie moet uitvoeren of vertrekken in het centrum
van het stuk moet uitvoeren, moet men ontsteken met een geïnclineerde
toorts en deze stapsgewijs naar de verticale stand brengen.
- Deze procedure voorkomt dat terugkeren van de boog of gesmolten
deeltjes het gat van de sproeier beschadigen en hierbij de
functionaliteit snel verminderen.
- Doorboringen van stukken met een dikte tot 25% van het voorziene
maximum in de gebruiksgamma kunnen rechtstreeks worden
uitgevoerd.
7. ONDERHOUD
---------------------------------------------------------------------------------------------
OPGELET! VOORDAT MEN DE ONDERHOUDSOPERATIES
UITVOERT, MOET MEN VERIFIËREN OF HET SYSTEEM VAN
PLASMASNIJDEN UITGESCHAKELD IS EN LOSGEKOPPELD VAN
HET VOEDINGSNET.
---------------------------------------------------------------------------------------------
GEWOON ONDERHOUD
DE OPERATIES VAN GEWOON ONDERHOUD KUNNEN
UITGEVOERD WORDEN DOOR DE OPERATOR.
TOORTS (FIG. P)
Regelmatig, in functie van de intensiteit van gebruik of bij defecten van
snijden, de staat van slijtage van de componenten van de toorts
geïnteresseerd aan de plasmaboog verifiëren.
1- Afstandshouder.
Vervangen indien vervormd of bedekt met slak zodanig dat het correct
behouden van de stand van de toorts (afstand en loodrechte stand)
onmogelijk is.
2- Sproeierhouder.
Met de hand losdraaien van de kop van de toorts. Een grondige
schoonmaak uitvoeren of vervangen indien beschadigd
(verbrandingen, vervormingen of scheuren). De integriteit van de
bovenste metalen sector (activator beveiliging toorts) verifiëren.
3- Sproeier.
De slijtage van het gat van doorgang van de plasmaboog en van de
interne en externe oppervlakken controleren. Indien het gat verbreed
is in vergelijking met de originele diameter of vervormd is, de sproeier
vervangen. Indien de oppervlakken bijzonder geoxideerd zijn, deze
schoonmaken met heel fijn schuurpapier.
4- Ring luchtverdeling.
Verifiëren of er geen verbrandingen of scheuren aanwezig zijn en of de
gaten van de luchtdoorgang niet verstopt zijn. Indien beschadigd,
onmiddellijk vervangen.
5- Elektrode
De elektrode vervangen wanneer de diepte van de krater die zich op
het uitzendoppervlak vormt circa 1,5 mm bedraagt (FIG. Q, Q1).
6- Lichaam toorts, handvat en kabel.
Normaal hebben deze componenten geen bijzonder onderhoud nodig
afgezien van een regelmatig nazicht en een grondige schoonmaak uit
te voeren zonder oplosmiddelen van gelijk welke aard te gebruiken.
Indien men beschadigingen aan de isolering vaststelt, zoals breuken,
scheuren en verbrandingen, ofwel een loszitten van de elektrische
geleiders, mag de toorts niet meer gebruikt worden tot de
veiligheidscondities hersteld zijn.
In dit geval kan de herstelling (buitengewoon onderhoud) niet ter
plaatse worden uitgevoerd maar moet deze gebeuren in een
geautoriseerd assistentiecentrum, dat in staat is de speciale testen
van controle uit te voeren na de herstelling.
Om de toorts en de kabel efficiënt te houden, moet men enkele
voorzorgsmaatregelen treffen:
- de toorts en de kabel niet in contact brengen met warme of gloeiend
hete gedeelten.
- de kabel niet onderwerpen aan excessieve inspanningen van tractie.
- de kabel niet over puntige, snijdende uitstekende gedeelten of
schurende oppervlakken doen gaan.
- de kabel regelmatig oprollen indien de lengte de behoeften
overschrijdt.
- met geen enkele middel over de kabel gaan en er niet op lopen .
Opgelet.
- Voordat men gelijk welke ingreep op de toorts uitvoert, deze minstens
gedurende de hele tijd van "post-lucht" laten afkoelen
- Behoudens bijzondere gevallen, raadt men aan de elektrode en de
sproeier gelijktijdig te vervangen
- De volgorde van montage van de componenten van de toorts in acht
nemen (omgekeerde volgorde van de demontage)
- Erop letten dat de verdeelring in de correcte richting gemonteerd
wordt.
- De sproeierhouder terug monteren en deze hierbij met de hand
- 34 -