1) Ingebruikname
•
Sluit het meegeleverde netsnoer, voor zover beschikbaar, aan op een netvoeding en sluit vervolgens
het netsnoer aan op het stopcontact. Verbind het netsnoer met de "P
•
Gebruik uitsluitend de meegeleverde USB-aansluitkabel om het apparaat aan te sluiten op een
USB-aansluiting van uw computer.
•
Uw besturingssysteem detecteert automatisch de DataStation en voegt aan "
(Microsoft® Windows) of aan het "b
" (resp. "
stAtion
lokAle sCHijf
•
Koppel de DataStation los van de netstroom om deze uit te schakelen.
2) Data-uitwisseling
Na succesvolle ingebruikname van het apparaat verschijnt op het Bureaublad in "D
(Windows®) of op het "b
Windows® 2000/XP/Vista
•
Markeer met de muis de gewenste bestanden resp. de gewenste map.
•
Plaats de muisaanwijzer op de gemarkeerde bestanden resp. mappen en druk vervolgens op de
rechter muisknop. Selecteer uit het geopende contextmenu de optie "k
•
Kies in "
D
eze ComPuter
•
Druk op de rechter muisknop en selecteer de optie "
kopiëren voltooid is, staan de bestanden op het doelstation.
ureAublAD
") toe.
" (Mac® OS X) een lokale schijf "t
ureAublAD
" het gewenste doel (bijv. het station "t
ower
" (Mac® OS X en Linux®) de DataStation als "
s
rek
tor
s
rek
tor
P
" om het kopiëren te starten. Als het
lAkken
"-aansluiting van de DataStation.
D
"/"C
eze ComPuter
lokAAl
eze ComPuter
".
".
oPiëren
").
"
omPuter
"
NL
35