de grond achteraan (Afb. 11)
• Voorbereiding voor het maaien en fijnmalen van het gras
(functie "mulching") (Afb. 12)
• Predispositie voor het maaien en zijdelings uitwerpen van
het gras op de grond (Afb. 13)
5.2. VEILIGHEIDSCONTROLES
• Controleer de integriteit en correcte montage van alle
machineonderdelen;
• Zorg ervoor dat alle bevestigingsmiddelen goed zijn
vastgedraaid;
• Houd elk oppervlak van de machine schoon en droog.
Actie
1. De machine opstarten.
2. Laat de hendel rem motor/
snij-inrichting los.
1. De machine opstarten.
2. Schakel de hendel van de
aandrijving in.
3. Laat de hendel van de
aandrijving los.
1. Rijtest.
Indien eender welke van deze resultaten verschilt
van wat aangegeven is in de tabellen, mag de
machine niet gebruikt worden! Richt u tot een
dienstencentrum voor de nodige controles en
herstelling.
5.3. STARTEN EN WERKEN
OPMERKING Start de machine op een vlakke ondergrond
zonder hindernissen of hoog gras.
• Modellen met handmatige start (Afb. 14).
• Modellen met elektrisch startcommando met toets (Afb.
15).
BELANGRIJK Behoud tijdens het werk steeds de veiligheids-
afstand ten opzichte van de snij-inrichting, die overeenstemt met
de lengte van de steel.
Lediging van de opvangzak
(Afb. 16)
1. De schakelhendel loslaten en wachten tot de
snij-inrichting stil staat.
2. Plaats de achterste aflaatbeveiliging omhoog,
neem de handgreep vast en verwijder de opvan-
gzak; houd de opvangzak rechtop.
5.4. STOPPEN
Laat aan het einde van het werk de remhendel van de motor
/ snijinrichting los (Afb. 17).
Na de machine stopgezet te hebben, moet men
enkele seconden wachten vooraleer de snij-
inrichting tot stilstand komt.
Raak de motor niet aan nadat deze is uitgeschakeld.
Gevaar op brandwonden.
Resultaat
1. De snij-inrichting moet
bewegen.
2. D e h e n d e l s m o e t e n
automatisch en snel naar de
neutrale stand terugkeren,
de motor moet stilvallen en
de snij-inrichting moet binnen
enkele seconden stoppen.
2. De machine gaat vooruit.
3. De machine stopt-
1. Geen abnormale trillingen.
Geen abnormaal geluid.
5.5. NA HET GEBRUIK
• Reinig de machine (Par. 5.1).
• Vervang, indien nodig, de beschadigde delen en draai
losgekomen schroeven en bouten aan.
Telkens wanneer u de machine ongebruikt of onbewaakt
achterlaat.
• Haal de dop van de bougie (bij de modellen met handgreep
voor handmatig starten).
• Druk op het lipje en verwijder de toestemmingssleutel (bij
modellen met elektrische startknop).
6.
ONDERHOUD
De veiligheidsnormen die in acht genomen moeten worden,
zijn beschreven in hfdst. 1. Neem deze aanwijzingen strikt in
acht om geen ernstige risico's of gevaren te lopen:
Vooraleer eender welke controle, reiniging of ingreep voor
onderhoud/afstelling op de machine uit te voeren:
• Zet de machine stil.
• Zorg ervoor dat elk bewegend onderdeel gestopt is.
• Wacht tot de motor is afgekoeld.
• Haal de kap van de bougie.
• Verwijder de veiligheidssleutel of de accu (bij de modellen
met elektrisch startcommando met toets)
• Draag geschikte kledij, werkhandschoenen en een
beschermende bril.
6.1. REINIGING
Reinig de machine na ieder gebruik volgens de volgende
aanwijzingen:
• Was de machine na elke snit met water.
• Verwijder het grasafval en de modder die zich in het
chassis hebben opgehoopt.
• Verzeker u er steeds van dat de luchtgaten vrij zijn van afval.
• Gebruik geen agressieve vloeistoffen voor de reiniging
van het chassis.
• Houd de motor vrij van resten gras, bladeren of teveel
vet, om het risico op brand tot een minimum te herleiden.
6.2. ONDERHOUD VAN DE SNIJ-INRICHTING
Alle handelingen die betrekking hebben op
de snij-inrichtingen (demontage, slijpen, in
balans brengen, herstelling, hermontage en/of
vervanging) vergen een specifieke vaardigheid
en het gebruik van geschikt gereedschap;
uit veiligheidsoverwegingen moeten deze
handelingen daarom steeds uitgevoerd worden
in een Gespecialiseerd centrum.
Laat de beschadigde, geplooide of versleten snij-
inrichtingen steeds als geheel vervangen, samen
met de schroeven, om de balans te behouden.
BELANGRIIJK Gebruik altijd originele snij-inrichtingen, voor-
zien van de code aangegeven in de tabel "Technische gege-
vens".
6.3. HERLADING VAN DE ACCU
De accu wordt meegeleverd bij de modellen met elektrisch
startcommando met toets. Voor de aanwijzingen met
betrekking op de autonomie, de herlading, de stalling en het
onderhoud van de accu, dient men de aanwijzingen in de
handleiding van de motor in acht te nemen.
OPMERKING Voor meer gedetailleerde onderhoudsinforma-
tie, zie de volledige instructiehandleiding.
NL - 4