NEDERLANDS
5.2
Plaatsing
Benodigde ruimte ca. 50 cm x
50 cm (voor een probleemloze wer-
king van de vlotterschakelaar moet
deze vrij kunnen bewegen).
De bij de Technische gegevens ver-
melde bedrijfsdiepte mag niet wor-
den overschreden, het apparaat
mag niet dieper in het water worden
gedompeld.
Plaats de pomp zo dat de aanzuigo-
peningen
niet
kunnen
geblokkeerd door andere voorwer-
pen (plaats de pomp eventueel op
een voetstuk).
Zorg ervoor dat de pomp stabiel
staat.
A
Oppassen!
Til de pomp niet op aan het
snoer of de drukslang daar deze niet
voorzien zijn om het gewicht van de
pomp te dragen.
1.
Dompel het apparaat schuin in de te
pompen vloeistof zodat aan de
onderkant geen luchtbuffer ontstaat.
Dit zou het aanzuigen verhinderen.
Zodra de pomp ondergedompeld is,
kan ze worden opgericht.
2.
Laat de pomp op de bodem van het
vloeistofreservoir zakken. Bevestig
een voldoende sterk touw aan het
ophangoog om de pomp te laten
zakken.
De pomp kan ook hangend aan een
touw worden gebruikt.
6. Bediening
6.1
In- en uitschakelen
Zodra de dompelpomp aangesloten is
op het stroomnet, wordt ze automatisch
in- en uitgeschakeld door de vlotterscha-
kelaar.
De dompelpomp begint te pompen
zodra de vlotterschakelaar door de
vloeistof is opgetild (9).
De
dompelpomp
uitgeschakeld
zodra
vlotterschakelaar gezonken is (10).
9
10
18
Het snoer voor de vlotterschakelaar kan
worden verschoven in de snoerhouder
(11). Hierdoor wordt de afstand tussen
het inschakelpunt en het uitschakelpunt
versteld:
Vlotterschakelaar aan "kort snoer":
Inschakelpunt en uitschakelpunt lig-
gen dicht bij elkaar.
Vlotterschakelaar aan "lang snoer":
Inschakelpunt en uitschakelpunt lig-
gen ver uit elkaar.
A
worden
Oppassen!
De vlotterschakelaar moet zo
kunnen bewegen dat de pomp niet
kan drooglopen.
6.2
Pompkarakteristiek
Op de pompkarakteristiek kunt u de ver-
houding tussen de pomphoogte en het
pompdebiet aflezen.
m
6
5
4
3
2
1
0
0
2000
7. Service en onderhoud
A
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamhe-
den aan het apparaat begint:
schakelt u het apparaat uit,
trekt u de stekker uit het stopcon-
tact.
Andere dan de
onderhouds-
zaamheden mogen alleen worden uit-
gevoerd door vaklui.
7.1
Regelmatig onderhoud
wordt
Om ervoor te zorgen dat de dompel-
de
pomp altijd probleemloos werkt, is regel-
matig onderhoud vereist. Dit geldt ook
als
de
dompelpomp
bedrijfsomstandigheden wordt ingezet
maar vaak langere tijd niet wordt inge-
schakeld (bijv. bij gebruik in zinkputten):
Jaarlijks onderhoud
1.
Controleer het pomphuis, de snoe-
ren en de vlotterschakelaar op
beschadigingen.
2.
Spoel de pomp met schoon water.
Hardnekkige verontreinigingen, bijv.
11
algen, verwijdert u met een borstel
en reinigingsmiddel.
3.
Om de binnenkant te spoelen, dom-
pelt u de pomp in schoon water en
schakelt u ze even in.
l / h
4000
6000
hier
beschreven
of
herstellingswerk-
onder
zware
Loopwiel reinigen
1.
Verwijder de onderkant van de
pomp
zoals
getoond
afbeelding.
2.
Reinig het loopwiel en alle bereik-
bare onderdelen aan de binnenkant
van het pomphuis. Verwijder even-
tueel draden die rond de as van het
loopwiel gewikkeld zijn. Hardnek-
kige verontreinigingen verwijdert u
met een borstel en reinigingsmiddel.
3.
Zet de dompelpomp opnieuw in
elkaar.
7.2
Apparaat bewaren
A
Oppassen!
Vorst vernielt het apparaat en
het toebehoren omdat deze altijd
water bevatten!
Als er kans op vorst bestaat, moet
het apparaat samen met het toebe-
horen worden opgeborgen.
8. Problemen en storingen
A
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamhe-
den aan het apparaat begint:
schakelt u het apparaat uit,
trekt u de stekker uit het stopcon-
tact.
8.1
Foutopsporing
Pomp loopt niet:
Er is geen spanning.
Controleer het snoer, de stekker,
het stopcontact en de betreffende
zekering.
De netspanning is te laag.
Gebruik een verlengsnoer met
voldoende doorsnede (zie Tech-
nische gegevens).
Motor
oververhit,
motorveiligheid
geactiveerd.
Verwijder de oorzaak van de
oververhitting (vloeistof te warm,
pomp
geblokkeerd
vreemd voorwerp).
Na het afkoelen wordt het appa-
raat automatisch opnieuw inge-
schakeld.
op
de
door
een