- Als u herlaadmodus gebruikt, dient de sirene gedurende enkele uren per
dag aan het zonlicht te worden blootgesteld om de interne accu te kun-
nen opladen.
- De sirene wordt niet geactiveerd:
- Controleer of de sirene een biepsignaal uitstuurt en of indicator ② rood
knippert wanneer de batterijen zijn geplaatst.
- Controleer of het deksel achteraan goed gesloten is en of de batterijen
correct zijn geplaatst.
- Wis de sirene uit het geheugen van de afstandsbediening (zie paragra-
af 4.4) en herhaal de instelling.
4.4 – De sirene uit het geheugen van de afstandsbediening en andere ac-
cessoires wissen
• Los schroef ⑤ en verwijder de klep.
• Houd toets ⑨ ingedrukt, verwijder de batterij en wacht ongeveer 10 sec.
• Houd toets ⑨ nog steeds ingedrukt en plaats de batterij: indicator ②
knippert 3-maal ter aanduiding dat de sirene is gewist.
Opmerking: Als deze procedure correct wordt uitgevoerd, zorgt zij er
tevens voor dat het magneetcontact automatisch wordt gewist uit het
geheugen van alle hiervoor aangeduide accessoires waarvoor dezelfde
afstandsbediening wordt gebruikt.
5 – INSTALLATIE
Opmerking: Volg de in hoofdstuk 3 geïllustreerde aanwijzingen inzake het
gebruik van het alarmsysteem.
- Boor een gat in de wand en plaats de plug en de schroef.
- Haak de sirene met het gat in de klep vast op de schroefkop.
6 – GEBRUIK
6.1 – Inwerkingstelling, signalisatie en deactivering van de sirene
• Druk op de toets ARM van de afstandsbediening (code 100109) om
te activeren. De detector ② knippert rood (4 sec) en stuurt ter bevesti-
ging een bieptoon uit. Na ongeveer 35 sec. wordt de sirene automatisch
actief.
• In geval van alarm (openen van een deur, bewegingsdetectie...) ontvan-
gt de sirene een door de sensor (detector, magneetcontact, enz.) uitge-
stuurde impuls en knippert indicator ② gedurende ongeveer 4 sec.
• Na ongeveer 20 sec. knipperen de indicatoren ① en begint de sirene
gedurende ongeveer 180 sec te loeien, om daarna uit te schakelen. De