3.2.4 Stel met (+) of (-) de gewenste bovenste alarmwaarde in. Het instelbereik bedraagt 0,0 – 15,0 °C. In te stellen in stappen van 0,1 °C.
3.2.5 Druk opnieuw op de toets (Set), om het proces te beëindigen.
4. Alarminstelling van de luchtvochtigheid (AS): Het alarm voor de luchtvochtigheid is in de fabriek ingesteld op 45 %. Wordt deze waarde
onderschreden, dan klinkt er een alarmsignaal. Als u deze instelling wilt veranderen, gaat u als volgt te werk:
4.1 Houd de toets (Set) ca. 3 seconden lang ingedrukt.
4.2 Druk op de toetsen (+) of (-) tot (AS) op het display verschijnt.
4.3 Druk opnieuw op de toets (Set).
4.4 Stel met (+) of (-) de gewenste alarmwaarde in. Het instelbereik bedraagt 1-99 % luchtvochtigheid. In te stellen in stappen van 1 %.
4.5 Druk opnieuw op de toets (Set), om het proces te beëindigen.
5. Instellen van een beperkt temperatuurbereik: Met deze functie wordt voorkomen, dat de ingestelde streeftemperatuur per ongeluk
over- of onderschreden wordt. In de fabriek is er nog geen grens ingesteld. Wanneer u deze instelling wilt veranderen, gaat u als volgt te werk:
5.1 Instellen van de bovenste temperatuurgrens (HS):
5.1.1 Houd de toets (Set) ca. 3 seconden lang ingedrukt.
5.1.2 Druk op de toetsen (+) of (-) tot (HS) op het display verschijnt.
5.1.3 Druk opnieuw op de toets (Set).
5.1.4 Stel met (+) of (-) de gewenste bovenste temperatuurgrens in. Het instelbereik bedraagt 20 – 50 °C. In te stellen in stappen van 0,1 °C.
5.1.5 Druk opnieuw op de toets (Set), om het proces te beëindigen.
5.2 Instellen van de onderste temperatuurgrens (LS):
5.2.1 Houd de toets (Set) ca. 3 seconden lang ingedrukt.
5.2.2 Druk op de toetsen (+) of (-) tot (LS) op het display verschijnt.
5.2.3 Druk opnieuw op de toets (Set).
5.2.4 Stel met (+) of (-) de gewenste onderste temperatuurgrens in. Het instelbereik bedraagt 20 – 50 °C. In te stellen in stappen van 0,1 °C.
5.2.5 Druk opnieuw op de toets (Set), om het proces te beëindigen.
Voorbeeld: Wanneer u de bovenste temperatuurgrens op 28,2 °C ingesteld heeft en de onderste op 27,4 °C, dan kunt u ook alleen binnen dit
bereik de temperatuur als beschreven onder punt 2 instellen.
6. Terugzetten van de dagteller:
6.1 Der Easy Breeder beschikt over een ingebouwde dagteller (op het display „Day" genoemd). Zo kunt u altijd zien, hoe lang de eieren al in de
incubator zijn. Om de dagteller terug te zetten, houdt u de toets (Reset) enkele seconden lang ingedrukt. Zodoende springt de teller terug naar „O".
7. Nuttige tips/de juiste omgang met de eieren/rijpingstabel
7.1 Nuttige tips:
· Gebruik de Easy Breeder in een ruimte met gelijkblijvende temperatuur, omdat temperatuurschommelingen van buitenaf invloed op de temperatuur
in het broedapparaat kunnen hebben. De plaats van opstelling moet ver van warmtebronnen vandaan en zonder bestraling door de zon zijn. Let op een
horizontale, vrije stand, vrij van vibraties of trillingen, waar de luchttoevoer niet beperkt wordt.
· Voor het inregelen van de temperatuur zijn afhankelijk van de ruimte- en streeftemperatuur, sensorpositie en het aantal schaaltjes met
incubatiemateriaal onder bepaalde omstandigheden enkele uren nodig. Om ervoor te zorgen dat het incubatiemateriaal de warmte goed opnemen kan,
raden wij aan het apparaat een dag lang zonder uit te broeden eieren te gebruiken.
· Doe na deze dag de eieren in de schaaltjes. Door het openen van de Easy Breeder evenals door het aantal en de eigen temperatuur van de uit te
broeden eieren kan er een daling, langzame stijging of kunnen schommelingen van de temperatuur ontstaan. Verander in die tijd de programmering
alstublieft niet!
· Ook tijdens het incubatieverloop kunnen lichte schommelingen van de temperatuur en de luchtvochtigheid optreden. Dit is afhankelijk van de
ruimtetemperatuur, het aantal incubatieschaaltjes met eieren, het incubatiemateriaal en de luchtvochtigheid van de ruimte. Dit heeft geen schadelijk
effect op het incubatieverloop. Ook in de natuur heerst er geen constante temperatuur.
· Algemeen geldt, dat u de Easy Breeder alleen moet openen als dit nodig is (om naar de eieren te kijken of om ontbrekende vloeistof bij te vullen),
zodat een gelijkblijvend klimaat gewaarborgd kan worden.
Experttip: Het is raadzaam, zelfs bij een enkel legsel, de incubator met boxen voor de heimpjes of andere reservoirs uit te rusten en deze te
vullen met een vochtig substraat als Vermiculit, aarde of iets dergelijks. Dit verhoogt de warmtecapaciteit van het hele systeem duidelijk en houdt
temperatuurschommelingen laag. Bovendien wordt in geval van stroomuitval in de incubator de temperatuur aanzienlijk langer vastgehouden.
Dohse Aquaristik GmbH & Co. KG · Otto-Hahn-Str. 9 · 53501 Gelsdorf · Germany · www.hobby-terraristik.com
19