Vervangen van het implantaat
Voor elektroden van een voorgangerimplantaat die verder gebruikt moeten worden
geldt:
• Elektroden voor de aansluiting op het nieuwe implantaat controleren.
Als eerder geïmplanteerde elektroden niet verder worden gebruikt, maar in de patiënt
blijven, kan een bijkomende, niet controleerbare stroombaan naar het hart ontstaan.
• Niet gebruikte aansluitingen isoleren.
Over het algemeen geldt:
• Implantaat niet hersteriliseren en niet opnieuw gebruiken.
Crematie
Een implantaat mag niet worden gecremeerd.
• Voor de crematie van een overleden patiënt het implantaat verwijderen.
Afvalverwijdering
BIOTRONIK neemt gebruikte producten voor milieuvriendelijke afvalverwijdering terug.
• Explantaat met een natriumhypochlorietoplossing van minstens 1% reinigen.
• Met water afspoelen.
• Explantatieformulier invullen en samen met het gereinigde explantaat naar
BIOTRONIK sturen.
Parameters
Modi
Estella-groep
De instelling van de modus hangt van de individuele diagnose af:
Implantaattype
Modus
DR(-T)
• DDDR; DDIR; DVIR; D00R
VDDR; VDIR; VVIR; VVTR; V00R
AAIR; AATR; A00R
• DDD; DDT; DDI; DVI; D00
VDD; VDI; VVI; VVT; V00
AAI; AAT; A00
• DDD-ADI; DDDR-ADIR
• UIT
Implantaattype
SR(-T)
Opmerking: Home Monitoring is in alle modi mogelijk.
Timing: 2-kamer
Basisfrequentie dag/nacht
Parameters
Basisfrequentie
Nachtfrequentie
Nachtbegin
Nachteinde
Frequentiehysterese
Parameters
Frequentiehysterese
Repetitieve hysterese
Standaard
Zoekhysterese
DDDR
190
Modus
• VVIR; VVTR; V00R
AAIR; AATR; A00R
• VVI; VVT; V00
AAI; AAT; A00
• UIT
Waardebereik
30 ... (1) ... 88 ... (2) ... 122 ... (3) ...
140 ... (5) ... 200 bpm
UIT
30 ... (1) ... 88 ... (2) ... 122 ... (3) ...
140 ... (5) ... 200 bpm
00:00 ... (10 min) ... 23:50 hh:mm
00:00 ... (10 min) ... 23:50 hh:mm
Waardebereik
UIT
-5 ... (-5) ... -90 bpm
UIT; 1 ... (1) ... 15
UIT; 1 ... (1) ... 15
Standaard
VVIR
Standaard
60 bpm
UIT
22:00 hh:mm
06:00 hh:mm
Standaard
UIT
UIT
UIT