Andere mogelijkheid:
Controleer de fasengeleiders t.o.v. de aard-
■
leider.
3 Bij de fasegeleider moet zo de aanwezige
spanning worden weergegeven.
Opmerking
Houd er hierbij rekening mee dat bij
deze test een extra stroom door de
aardleider stroomt. Deze wordt opge-
teld bij de al aanwezige stroom en kan
de aardlekschakelaar (FI) activeren.
Draaiveldcontrole (> 200 V AC) (afb I)
Opmerking
Beschermende kleding en geïsoleerde
locaties kunnen de functie beïnvloeden.
De grepen [4] over het gehele oppervlak onder
■
de mechanische markering [2] vastpakken.
Plaats de meetpunten L1 [1] en L2 [5] op twee
■
fasengeleiders (fasen) en controleer of de fasen-
geleiderspanning van bijv. 400 V aanwezig is.
3 Verschijnt de letter "R" op het display, is er
sprake van een rechtsdraaiend veld, d.w.z. fase
L1 vóór fase L2.
3 Verschijnt de letter "L" op het display, is er
sprake van een rechtsdraaiend veld, d.w.z. fase
L2 vóór fase L1.
Na een draaiveldbepaling moet altijd ook nog een
test met omgewisselde meetpunten plaatsvinden.
Hierbij moet de draairichting wijzigen.
Opmerking
De draaiveldtest is vanaf 200 V,
50/60 Hz (fase tegen fase) in een
geaarde draaistroomnet mogelijk. De
"derde" fase L3 wordt gesimuleerd
door het vastgrijpen van de handgre-
pen met behulp van een sensor in het
apparaat.
Eénhandstest (afb. I)
Vergrendel de grepen [4] met de afstands-
■
houder bij met meetsnoer.
Stel door draaien de afstand tussen de meet-
■
punten in. (schuko/CEE)
Verlichting van testlocatie (afb. I)
Om de verlichting van testlocatie in- of uit
■
te schakelen, de "L.H."-toets [7] meerdere
seconden ingedrukt houden.
Doorgangstest (afb. I)
Plaats de meetpunten [1] en [5] op de te con-
■
troleren leiding, zekering, etc.
3 Bij een weerstand 10-199,9 kΩ verschijnt de
weerstandswaarde op het display.
3 Bij een weerstand van > 200 kΩ verschijnt de
overloopindicatie "OL" op het display.
3 Onder 5 kΩ klinkt een akoestisch signaal.
Inschakelbare belasting / FI/RCD-acti-
veringstest. PE (aardleidertest) (afb. I)
Om stoorspanningen en inductieve, evenals
■
capacitieve koppelingen bij de spanningsmeting
te beperken, tegelijk op de beide FI/RCD-
-toetsen [3] drukken.
3 Een lagere impedantie wordt ingeschakeld.
3 De piekstroom bij het drukken op de toets ligt
onder 0,3 A (I
).
p
3 De spanning wordt weergegeven.
3 Het extra lastcircuit is beveiligd tegen overbe-
lasting en verlaagt de laststroom na enkele
seconden.
Deze ingebouwde last maakt het mogelijk een FI/
RCD-zekeringautomaat te activeren. De FI/RCD
(max. 30 mA, 230 V/AC) tussen fase en aardleider
wordt getest.
Houd de meetpunt tegen een fasegeleider
■
onder spanning.
Houd de andere meetpunt tegen de aardleider.
■
Druk de beide "FI-/RCD"-toetsen zo ver mogelijk
■
in.
3 Wordt de aardlekschakelaar niet geactiveerd,
wordt de aanwezige spanning op het display
weergegeven.
3 Wordt de aardlekschakelaar geactiveerd, gaat
de spanningsweergave uit.
Opmerking
Zonder het indrukken van de beide
toetsen wordt de aardlekschakelaar
niet geactiveerd.
49