❺ Probleemoplossing
• Wij verzoeken u om, voordat u contact opneemt met uw dealer in geval van storing, aan de
hand van de volgende tabellen, eenvoudige controles uit te voeren.
• Als het probleem aanhoudt, neem dan contact op met uw dealer.
5.1 I Gedrag van het apparaat
• Controleer of de afvoeropening op de bodem goed gesloten is.
• Reinig en ledig de manden van de skimmers en de voorfilter van de pomp.
• Controleer de zone van de motor en verwijder al het zichtbare vuil (zie § "4.3 I Het vuil uit
de motor verwijderen").
• Verwijder de aanzuigadapter op de robot (zie § "3.5 I Selectie van de zuigmodus: grote of
kleine vuildeeltjes (afhankelijk van het model)").
• Controleer het debiet (zie § "3.4 I Afstelling van het waterdebiet").
• Zet de pomp in werking en controleer of er zicht geen lucht in het filtercircuit bevindt. Als
De robot beweegt
niet of zeer traag.
de voorfilter van de filterpomp gevuld is met luchtbellen en/of het waterniveau laag is,
betekent dit dat er zich lucht in het filtercircuit bevindt. Als er lucht is, is dit ook te zien aan
het waterdebiet bij de uitgang van de stuwopeningen. Er kan lucht in het filtercircuit terecht
komen vanuit het aanzuiggedeelte van de pomp (inclusief de aanwezigheid van gaten of
scheurtjes op een van de slangdelen).
• Controleer of de bekleding van het zwembad niet bedekt is met algen die het oppervlak glad
maken en de trekkracht en het tegen de wand op klimmen van de robot beïnvloeden. Ga in
dat geval over tot een chloorshockbehandeling en verlaag de pH enigszins.
• Controleer het debiet (zie § "3.4 I Afstelling van het waterdebiet").
• Richt de stuwopeningen naar beneden, als deze afstelling mogelijk is.
• Controleer of er lussen in de slang zitten. Als de slang een bepaalde lusvorm heeft
aangenomen, schakel dan de reinigingsrobot uit en verwijder de betreffende slangdelen. Leg
de slangdelen met de lussen plat in de zon, totdat deze delen weer de juiste vorm hebben
De robot verplaatst
aangenomen. Plaats de slangdelen terug op de reinigingsrobot.
zich niet over het
• Controleer of de slang lang genoeg is (zie § "2.2 I Assemblage van de slangdelen"). Voeg in
hele zwembad.
het andere geval de benodigde slangdelen.
• Controleer of het slangdeel met vlotter correct geplaatst is (zie § "2.2 I Assemblage van de
slangdelen").
• Observeer de robot gedurende vijf minuten en controleer of iedere rupsband geregeld van
richting verandert.
• Controleer of de draaiende afdichting aan de bovenkant van de robot vrij draait.
• Test het debiet door de draaisnelheid van de wielen te controleren (zie § "3.4.1 De
De robot blokkeert
draaisnelheid van de wielen controleren").
op de trappen.
• Controleer of de slang niet te lang is (zie § "2.2 I Assemblage van de slangdelen"). Verkort in
het tegenovergestelde geval de slang door een of meerdere delen te verwijderen.
• Controleer het debiet (zie § "3.4 I Afstelling van het waterdebiet") en verhoog dit, indien
nodig (zie § "3.4.2 Het waterdebiet aanpassen").
De robot klimt niet
• Controleer of de vlotter van de slang correct geplaatst is (zie § "2.2 I Assemblage van de
tegen de wanden
omhoog.
slangdelen").
• Controleer of de muren niet glad zijn (aanwezigheid van algen).
• Verminder het debiet (zie § "3.4.2 Het waterdebiet aanpassen").
De robot komt
• Controleer of de vlotter van de slang correct geplaatst is (zie § "2.2 I Assemblage van de
boven de waterlijn.
slangdelen").
• Controleer of de vlotter van de slang correct geplaatst is (zie § "2.2 I Assemblage van de
De robot bevindt
zich op de zijkant.
slangdelen").
NL
14