Aansluitingen Control Unit
1
2
3
4
Aansluitingen (van links naar rechts):
Aansluiting voor rondeteller 30342
1
Aansluiting voor PC-unit of Lap Counter 30355
2
Aansluitbus 1 voor handregelaar, uitbreidingsbox voor
3
handregelaars of WIRELESS+ ontvanger
Aansluitbus 2 voor WIRELESS Tower 10108
4
Aansluitbus 3 voor handregelaar
5
Aansluitbus 4 voor handregelaar
6
7
Aansluiting voor DIGITAL 124 / DIGITAL 132 netvoeding
Algemene instructies over de aansluitbussen 1-4:
Als een WIRELESS+ ontvanger wordt gebruikt, dient deze met aan-
sluitbus 1 te worden verbonden. Naar keuze kan een WIRELESS
Tower 10108 met aansluitbus 2 worden verbonden. Als alleen de
WIRELESS+ ontvanger wordt gebruikt, blijft aansluitbus 2 buiten
gebruik.
Aansluiting van de ontvanger
Sluit de ontvanger volgens de afbeelding aan op een van beide
bussen van de Control Unit die met Tower 1 en Tower 2 gemar-
keerd zijn. Om 6 WIRELESS+ handregelaars te kunnen gebruiken
is slechts één 2,4GHz-ontvanger nodig.
Aansluiting van het oplaadstation
Het oplaadstation wordt op de achterkant van de Control Unit aan-
gesloten. Om het oplaadstation op een andere plek van de baan te
plaatsen, hebt u de Adapter Unit 30360 nodig.
Achteraanzicht van
de Control Unit
42
Op aansluitbussen 3 en 4 kunnen dan extra, snoergebonden hand-
regelaars worden gebruikt. Neem in acht, dat deze dan adressen
5 en 6 gebruiken.
Bij gebruik van een uitbreidingsbox voor handregelaar 30348 dient
deze met aansluitbus 1 te worden verbonden. De toewijzing van
voertuigadressen gebeurt dan zoals onderstaand is beschreven:
• Uitbreidingsbox voor handregelaar = Adressen 1, 3 en 4
• Aansluitbus 2 = Adres 2
• Aansluitbus 3 = Adres 5
• Aansluitbus 4 = Adres 6
Opmerking:
WIRELESS kan niet worden gecombineerd met een uitbreidingsbox
voor handregelaars.
De handregelaars opladen
Vóór het eerste gebruik dient men de WIRELESS+ handregelaars
volledig op te laden. Plaats hiervoor de handregelaars in het op-
laadstation en schakel de baan in. Tijdens het opladen knipperen
de leds
van de handregelaars. Na afloop van het opladen,
1
branden de leds
continu. Omdat een lithium-polymeeraccu
1
wordt gebruikt, kan de handregelaar op elk moment extra worden
opgeladen.
4
Afbeelding
Binding-proces
5
1
1
CHANNEL
SET
3
1
CHANNEL
2
SET
Om de handregelaars te kunnen gebruiken voor de besturing van
de auto's, moeten ze eenmalig aan de ontvanger worden 'gebon-
den'. Schakel de baan in.
1
Als de ontvanger gebruiksklaar is, wordt dat gesignaleerd door de
circulerende verlichting op het segmentdisplay
2
Druk eenmaal op de SET-knop
display
verschijnt. Het weergegeven cijfer is het latere adres
1
van de auto. Als u nogmaals op de knop drukt, schakelt u naar het
volgende adres.
Druk nu één keer op de binding-knop
handregelaar. Als het binding-proces gelukt is, wordt dat gesigna-
leerd door een knipperende led op de handregelaar en een circule-
rende verlichting op het segmentdisplay. Het binding-proces is dan
afgelopen en de handregelaar kan worden gebruikt.
5
6
7
1
1
3
6
7
2
1
3
CHANNEL
2
SET
4
2
3
1
.
1
tot het cijfer 1 op het segment-
2
op de bovenkant van de
3
3
Om de tweede handregelaar te binden, gaat u op dezelfde manier
te werk. Druk tweemaal op de SET-knop
2
cijfer 2 verschijnt
. Druk vervolgens op de binding-knop
1
de tweede handregelaar.
4
Als u het ingestelde adres van de handregelaar wilt weergeven,
drukt u eenmaal op de binding-knop
op de bovenkant van de
2
handregelaar. De led
knippert volgens het ingestelde adres.
1
Als de handregelaar niet wordt gebruikt, schakelt hij na ca. 20 s
automatisch in de spaarmodus. Als u op de stoter of de wisselknop
drukt, wordt de handregelaar weer geactiveerd.
Bedieningselementen Control Unit
4
3
2
5
6
7
In-/uitschakelaar
1
Schakelaar voor tankfunctie
2
Starttoets voor racestart / bevestigingstoets
3
voor programmering
Toets voor Pace Car / annulering van de programmering
4
Toets voor instelling van de basissnelheid
5
Toets voor instelling van het remgedrag
6
Toets voor instelling van de tankinhoud
7
Programmeertoets voor voertuigen
8
Algemene instructies over de bediening
Enkele toetsen zijn meervoudig toegewezen. Het instellen van
enkele functies gebeurt met een toetsencombinatie. Alle program-
meringsprocessen kunnen met toets
4
„ESC/PACE CAR" worden
geannuleerd. Verdere details vindt u in het verdere verloop.
Codering/Programmering
van de voertuigen op de
overeenkomstige handregelaars
2
1
1
2
1x
8
3
4
Plaats het te coderen voertuig op de baan en schakel de Control
Unit in.
Druk eenmaal op toets „Code"
8
, afb.
1
afb.
. Druk aansluitend eenmaal op de wisseltoets op de over-
2
eenkomstige handregelaar, afb.
. Bij voertuigen met verlichting
3
beginnen de lampen te knipperen en op de Control Unit lichten de
LED's 2-4 na elkaar op. Na uitgevoerde codering licht de middelste
LED continu op (afb.
4
) en het voertuig werd aan de handregelaar
toegewezen.
Instructie: Bij deze wijze van codering mag zich altijd alleen het te
coderen voertuig op de baan bevinden.
op de ontvanger tot het
van
3
1
8
; de eerste LED licht op,