Resultaat
Er mag geen abnormale trilling aanwezig zijn, geen
abnormaal geluid.
Het stuur, de bedieningen en de pedalen moeten
correct werken.
Indien eender welke van deze resultaten verschilt van
wat aangegeven is in de tabellen, mag de machine
niet gebruikt worden! Neem contact op met een
dienstcentrum voor de nodige controles en herstelling.
5.3. GEBRUIK OP HELLEND TERREIN
Neem de limieten van de Tabel "Technische Gegevens" en van
afb.18 in acht, onafgezien van de rijrichting.
5.4. START EN WERKING
• Starten
1. Controleer dat de transmissie is ingeschakeld (par. 4).
2. Op de bestuurdersstoel gaan zitten.
3. Plaats de sleutel helemaal (Afb. 12.A).
Voor modellen type "I" en "II":
1. Wacht tot de elektrische check van de machine is uitgevoerd,
waarbij de iconen op het knoppenbord oplichten.
2. Druk op de startknop (afb.13.A).
3. Wacht tot de icoon "Ready" (Afb. 13.K) vast oplicht.
Voor modellen type "III":
1. Wacht tot de elektrische controle van de machine is uitgevoerd,
waarbij de iconen in het centrale cirkelvormige gebied van het
knoppenbord oplichten (afb. 13.F, 13.Y, 13.Z).
2. Druk op de startknop (afb.13.A).
3. Wacht tot de iconen van de status van de accu (13.F en 13.Y),
de maaihoogte (13.W) en de andere actieve functies oplichten.
• Opvangzak leegmaken
BELANGRIJK Het legen van de opvangzak kan alléén worden uit-
gevoerd als de messen uitgeschakeld zijn; is dit niet het geval dan
slaat de motor af.
Een continu geluidssignaal geeft aan dat de opvangzak vol is.
Ga als volgt te werk:
1. schakel de maai-inrichtingen uit (afb. 13.B) en het signaal stopt.
2. Stop de machine.
Voor modellen type "I" en "II":
1. Neem de hendel (afb. 20.A - indien voorzien) of de greep
achteraan (afb. 20.A1) vast en kantel de opvangzak om hem
leeg te maken.
2. Rijd de machine ongeveer 1 m vooruit.
3. Sluit de opvangzak zodat dat hij wordt vastgekoppeld aan de
veerhaak (afb. 20.B).
Voor modellen type "III":
1. De ongeveer 1 s lang op de knop voor de opening van de zak
(afb. 13.U) om hem helemaal te openen en leeg te maken; als
alternatief kan de knop voor de opening van de zak ingedrukt
worden gehouden tot de vereiste opening voor de lediging is
bereikt. Wanneer de knop wordt losgelaten, zal de zal in de
bereikte stand blijven.
2. Rijd de machine ongeveer 1 m vooruit.
3. Houd de knop voor de sluiting van de zak (afb. 13.V) ingedrukt
om hem helemaal te sluiten.
5.5. STOPPEN
Om de machine te stoppen:
1. Het gaspedaal lossen om de beweging te stoppen.
2. Schakel de machine uit door de sleutel te verwijderen (Afb. 12.A).
BELANGRIJK Om de acculading te sparen, laat dan de sleutel niet
in het stopcontact zitten als de machine niet in gebruik is.
5.6. NA HET GEBRUIK
• Laat de machine eerst afkoelen voordat ze in elke willekeurige
ruimte op te bergen.
• Reinig de machine (par. 6.2).
• Plaats de machine in de buurt van een stopcontact en laad
de accu's op (par. 6.1), zodat ze volledig doeltreffend is bij het
volgende gebruik.
Elke keer wanneer men de machine onbewaakt laat, de
bestuurdersplaats verlaat of de machine parkeert:
1. Stop de machine.
2. Plaats de maaigroep op de minimum hoogte.
3. Verzeker u ervan dat alle bewegende delen volledig stilstaan.
4. Verwijder de contactsleutel (Afb.12.A).
6. ONDERHOUD
De veiligheidsnormen die in acht genomen moeten worden, zijn
beschreven in hfdst. 1. Neem deze aanwijzingen strikt in acht om
geen ernstige risico's of gevaren te lopen.
Vooraleer eender welke controle, reiniging of ingreep voor
onderhoud/afstelling op de machine uit te voeren:
• Ontkoppel de maaigroep.
• Stop de machine.
• Vergewis u ervan dat elk bewegend onderdeel tot stilstand is
gekomen.
• Verwijder de contactsleutel.
• Draag geschikte kledij, werkhandschoenen en een beschermende
bril.
BELANGRIJK Laat de sleutel nooit in het contact zitten of binnen het
bereik van kinderen of onbevoegde personen.
6.1. ACCU
BELANGRIJK De accu mag uitsluitend opgeladen worden met de
acculader (afb. 22.A). Andere oplaadsystemen kunnen de accu op een
onherstelbare manier beschadigen.
Om de accu op te laden:
1. Plaats de machine nabij een stopcontact en verwijder de
sleutel (Afb. 12.A);
2. Til de stoel op;
3. Open de laadaansluiting (Afb. 21.A);
4. Sluit de bijgeleverde acculader (Afb. 22.A) aan met de juiste
bajonetsluiting en bevestig de respectievelijke connector (Afb.
22.B) aan de laadaansluiting;
5. Sluit de oplader aan op het stopcontact door de betreffende
stekker in te steken (Afb. 23).
Tijdens het opladen knipperen de leds van de accu (Afb. 13.F)
op progressieve manier. Wanneer elke individuele laadgrens is
bereikt, blijft de respectievelijke led vast branden terwijl de andere
blijven knipperen.
BELANGRIJK De
worden opgeladen.
BELANGRIJK Tijdens het opladen zijn alle machinefuncties gedeac-
tiveerd, zelfs als de sleutel volledig is ingestoken.
6.2. REINIGING
• Algemene aanwijzingen
Reinig de machine na ieder gebruik volgens de volgende
aanwijzingen:
• Gebruik geen waterstralen en vermijd de motor en de elektrische
onderdelen nat te maken.
• Verwijder grasresten en opgezamelde aarde binnenin het chassis.
• Verzeker u er steeds van dat de luchtgaten vrij zijn van afval.
NL - 7
accu
kan
voor
onbepaalde
tijd