4.8 De sensor monteren
4.8.1 EC-sensoren
Voor de installatie, service en onderhoud van EC-sensoren, gelieve de instructies te volgen in de
handleiding Sensorinstallatie en -onderhoud die bij het instrument bijgeleverd werd.
4.8.2 TC-sensoren
Voor de installatie, service en onderhoud van TC-sensoren, gelieve de instructies te volgen in de
handleiding TC-sensorinstallatie en -onderhoud die bij het instrument bijgeleverd werd. Geef
bijzondere aandacht aan de installatie en aansluiting van de zuiveringsgastoevoer.
Plaats de TC-sensor niet in een vloeistofmonster vooraleer een constante toevoer van droog
zuiveringsgas aangesloten is, aangezien de vloeistof kan condenseren binnenin de meetkamer en
de thermische geleidings-chip kan beschadigen.
Om zeker te zijn van een continue toevoer van zuiveringsgas terwijl de sensor in contact is met het
monster, is het ten zeerste aanbevolen om een reservecilinder zuiveringsgas met een automatische
overschakelingsventiel te gebruiken die geactiveerd wordt als de eerste cilinder leeg is.
Het gebruik van een ORBISPHERE-gasregulator model 29089 (of gelijkwaardig) wordt ook
aanbevolen om een constante, drukgereguleerde toevoer van droog zuiveringsgas naar de sensor,
gefilterd tot 40 µm, te leveren.
Daarnaast wordt, om beschadiging van de sensorelektronica te voorkomen, het gebruik van een
zuiveringsbeveiligingsback-up-unit (ORBISPHERE model 32605) ten zeerste aanbevolen om te
garanderen dat de toevoer van zuiveringsgas naar de sensor doorgaat in geval van stroomuitval.
De hierboven genoemde ORBISPHERE-accessoires worden in detail beschreven in de handleiding
TC-sensorinstallatie en -onderhoud.
Hoofdstuk 5 Gebruikersinterface
5.1 Bediening instrumenten
Op het voorpaneel van het instrument bevindt zich:
• Een aanraakscherm dat dienst doet als display, touchpad en toetsenbord.
• Een LED die aangeeft wanneer het instrument ingeschakeld is.
In- en uitschakelen van het instrument
Er zit geen voedingsschakelaar op het instrument. Het instrument moet van de netvoeding
losgekoppeld worden om het uit te zetten.
Metingenscherm
Het (numerieke) hoofdmetingenscherm toont continu:
• Door sensor gemeten waarden
• Gemeten sensortrends (voor de laatste 10 minuten tot het laatste uur)
• Alarmlimieten voor gemeten sensorgegevens en andere gebeurtenissen
• Temperatuur
5.2 Aanraakscherm
De gebruikersinterface op het voorpaneel is een aanraakscherm met eenvoudige selectie via
menu's. Alle metingen, configuraties, kalibraties en standaardroutines kunnen opgeroepen worden
door op de toetsen en menubalken op het scherm te drukken.
Het display kan geconfigureerd worden om alleen sensormeting weer te geven of om een grafiek met
parameters van de laatste metingen weer te geven.
L E T O P
Nederlands 179