NL
brandstofdampen opgelost zijn;
e Draai de doppen van de brandstof-
tank van de machine en van het bran-
dstofblik altijd goed dicht.
Vervang de geluiddempers als deze de-
fect zijn.
Vóór het gebruik dient u een algemene
controle van de machine te verrichten,
met name de toestand van het maaisy-
steem, en dient u te controleren of de
bouten en het maaisysteem niet versle-
ten of beschadigd zijn.
Vervang het beschadigde of versleten
maaisysteem en/of de bouten als één
geheel om ervoor te zorgen dat het
maaisysteem in balans blijft.
Eventuele reparaties moeten door een
gespecialiseerd centrum worden uitge-
voerd
Controleer regelmatig de toestand van
de accu Vervang hem in geval van be-
schadiging van de behuizing, of de
klemmen
3 3
TIJDENS HET GEBRUIK
Start de motor niet in gesloten ruimten,
waar zich gevaarlijke koolstofmonoxide
kan ophopen
De machine alleen in de open lucht of in
een goed geventileerde ruimte starten
Denk eraan dat de uitlaatgassen giftig
zijn.
Werk uitsluitend bij daglicht of met
goed kunstlicht en wanneer het zicht
goed is
Verwijder personen, kinderen en dieren
uit de werkzone.
Vermijd, indien mogelijk, op nat gras
te werken. Vermijd te werken in de re-
gen en bij risico op onweer. Gebruik de
machine niet als het slecht weer is, met
name als er kans op bliksem bestaat
Alvorens de motor te starten, het
maaisysteem
uitschakelen en de aandrijving in "neu-
traal" schakelen
Rijd voorzichtig wanneer u obstakels
nadert die uw zicht beperken.
8
NEDERLANDS
of
de
krachtafnemer
(Vertaling van de originele gebruiksaanwijzingen)
Schakel de parkeerrem in wanneer u de
machine parkeert
Deze machine mag op een helling van
maximaal 10° (17%) rijden, ongeacht de
rijrichting.
Denk eraan dat er geen "veilige" hellin-
gen bestaan. U dient bijzonder goed op
te letten als u zich op een helling be-
geeft Om te voorkomen dat u omkantelt
of de controle over de machine verliest:
a niet plotseling stoppen of optrekken
als u een helling op- of afrijdt;
b de koppeling altijd voorzichtig laten
opkomen en altijd een versnelling in-
geschakeld houden, met name bij het
naar beneden rijden;
c de snelheid op de hellingen en in
scherpe bochten laag houden;
d op hobbels, taluds en op verborgen
gevaren letten.
e Nooit dwars op de helling maaien.
Hellende grasvelden moeten in de
richting van de helling/daling worden
gemaaid, en nooit overdwars. Let
goed op bij veranderingen van rich-
ting. Let op dat de bovenste wielen
geen obstakels (stenen, takken,
wortels etc.) tegenkomen waardoor
de machine opzij wegglijdt, kantelt of
men de controle erover verliest.
Op een helling moet u altijd snelheid
minderen voordat u van richting ve-
randert, en de machine altijd op de
handrem zetten voordat u de machine
onbeheerd achterlaat
Let goed op bij in de nabijheid van
afgronden, greppels of dijken. De ma-
chine kan omkantelen wanneer een
wiel over de rand komt of wanneer de
rand afbreekt
Let goed op wanneer u bij het werken
achteruit rijdt. Kijk voordat en terwijl u
achteruit rijdt, achter u om te controle-
ren of er geen obstakels aanwezig zijn.
Let op bij het trekken van lasten of zwa-
re gereedschappen:
a Gebruik voor de trekplaten alleen de
goedgekeurde bevestigingspunten;
b Leg alleen gemakkelijk controleerbare
lasten op;