1. Gebruiksaanwijzing
1.1 Toestel inschakelen
Met de schakelaar (1) in de rechterzijwand kan
de convector in- (stand 1) resp. uit- (stand 0)
geschakeld worden.
1.2 Verwarming inschakelen
Door het draaien aan de temperatuur-keuzeknop
(2) naar links wordt de verwarming ingeschakeld
en de temperatuur gekozen. Na het inschakelen,
verwarmt het apparaat de ruimte snel en
gelijkmatig. De lucht stroomt aan de onderzijde
van het apparaat naar binnen, wordt daar
verwarmd en verlaat het apparaat weer met
behulp van convectie door het luchtuitstroom-
rooster aan de bovenzijde. De gewenste binnen-
temperatuur kan traploos tussen 6 °C en ca.
30 °C worden ingesteld. De thermostaat schakelt
de verwarming uit, zodra de ingestelde binnen-
temperatuur is bereikt, die dan door
intermitterende verwarming constant wordt
gehouden.
1.2.1 Vorstvrij-stand
De temperatuur-keuzeknop (2) wordt op
gezet.
De thermostaat schakelt de verwarming automa-
tisch aan, zodra de binnentemperatuur onder ca.
+6 °C daalt. Let bij de juiste afstemming van de
warmtebehoefte op het vermogen van het
toestel!
1.2.2 Begrenzing van de thermostaat
Om de keuzeknop tot een bepaalde instelling te
begrenzen, worden de beide stiften (3) aan de
achterzijde van de schakelkast losgemaakt en aan
beide zijden van de gewenste markering
gemonteerd; de beide stiften kunnen eveneens
8
voor de begrenzing van een temperatuurgebied
2
1
voor de gebruiker en de installateur
2
1
1.3 Veiligheidsaanwijzingen
De vrije luchtuitstroming mag niet worden
belemmerd. Uit veiligheidsoverwegingen mogen
het boven- en het onderrooster niet
gedeeltelijk of geheel worden bedekt,
bijvoorbeeld door gordijnen, handdoek e. d. Er
mogen ook geen voorwerpen aan het toestel
gemonteerd worden of tussen de achterwand
en de muur worden geklemd. In de warme
luchtstroom mogen zich in de buurt van het
verwarmingstoestel geen brandbare
voorwerpen van hout, papier, textiel e.d. en
ontvlambare en brandgevaarlijke stoffen als was,
benzine, spuitbussen etc. bevinden.
Door de opstijgende warme lucht kunnen, zoals
dit ook bij andere verwarmingstoestellen van dit
soort het geval is, op de wand verkleuringen
optreden.
Alleen wanneer het verwarmingstoestel
buiten werking gesteld is, mogen
werkzaamheden worden verricht waarbij
ontvlambare dampen kunnen ontstaan, zoals
het leggen of het met een harde laag
beschermen van parket resp. PVC-vloer-
bedekking of bij het gebruik van spuitbussen
3