ten beschreven) een aardedraad bezit-
ten die via de stekker met de aarde-
draad van uw elektrische installatie ver-
bonden is. Netstekker en koppeling van
een verlengkabel moeten waterdicht
zijn en mogen niet in water liggen. De
koppeling mag niet op de grond liggen.
7.1 Gebruik
ATTENTIE
Onjuist gebruik van het apparaat kan
materiële schade veroorzaken! Neem
daarom de volgende veiligheidsaan-
wijzingen in acht:
Let er bij werkzaamheden aan de
gazonranden op dat u de stoeprand
niet beschadigt (bijv. bij het kantelen
van het apparaat) of dat de stoeprand
de mesbalk beschadigt of verbuigt.
De mesbladen zijn nauwkeurig
afgesteld op het maaisel. Het snijden
van takken en struiken leidt tot een
verlies van de voorspanning en heeft
een negatieve invloed op het
maairesultaat van het gras.
Controleer eerst het te bewerken gazon
om beschadiging van het apparaat of
letsel
van
levende
beschadiging van voorwerpen te
voorkomen.
Hierbij
stroomleidingen, stenen, stukken hout,
draden
en
vergelijkbare
vreemde
bestanddelen
verwijderd. Voorwerpen die door de
grasschaar worden gegrepen, kunnen
worden doorgesneden.
AANWIJZING!
6
Schuif de lus van de verlengkabel in de
daarvoor bestemde trekontlasting (C) in
handvat (A) en bevestig ze in het daar-
voor bestemde verbindingsstuk.
7
Sluit het apparaat met de verleng
kabel aan op een stopcontact (230 V
wisselstroom).
8
Verwijder de mesbescherming (I).
9
Reinig de grasschaar vóór en na elk
gebruik. Smeer de messen vóór en na
gebruik met machineolie of spuits-
meerolie.
Maai vóór het gebruik van de gras-
schaar
het
gazon
grasschaar/grasrobot.
Als er te veel gemaaid gras op de mes-
balk ligt, schakelt u het apparaat uit, tilt
u het iets op en schudt u het gras eraf.
ATTENTIE
Onjuist gebruik van het apparaat kan
materiële schade veroorzaken! Neem
daarom de volgende veiligheidsaan-
wijzingen in acht:
wezens
of
moeten
andere
worden
7.1.1 Hoekverstelling
Uw
hoekverstelling (G) waarmee u ook op
moeilijk bereikbare plaatsen kunt maaien.
Ga als volgt te werk om de hoek van de
buis aan te passen:
VERWONDINGSGEVAAR DOOR DRAAI-
ENDE MESSEN!
Afbeeldingen 11 - 12
11
met
de
53
Stel de maaihoogte (3/4/5 cm) in zoals
beschreven in hoofdstuk 6.2.
Plaats de
schakel het apparaat in. Als u het gereed-
schap wilt inschakelen, eerst de inscha-
kelblokkering (B) indrukken en inge-
drukt houden. Druk vervolgens de
aan/uit-veiligheidsknop (D) in en houd
deze ingedrukt.
10
Beweeg het apparaat nu langzaam
naar voren over het gazon. Oefen hier-
bij geen druk uit op het apparaat. Als u
de grasschaar te lang op één plek laat
staan, kan het gazon worden bescha-
digd.
AANWIJZING!
Zorg er bij het maaien rond stoepran-
den, hekken of bomen voor dat de snij-
balk deze niet raakt.
9
Smeer de messen minimaal één keer
per uur met olie in (machineolie of
spuitsmeerolie).
is uitgerust met een
LET OP
Schakel het apparaat uit wanneer u
de hoek wilt veranderen!
12
-
Druk tegelijkertijd op beide hoek-
verstellingsknoppen (G) om de
buis te verstellen. De hoekverstel-
op het gazon en