Gebruikscondities voor de airconditioner
Gebruik de airconditioner, voor optimale prestaties, alleen onder de volgende temperatuurscondities:
Koelen
Buitenluchttemperatuur
Kamertemperatuur
LET OP
Verwarmen
Buitenluchttemperatuur
Kamertemperatuur
• Als de airconditioner wordt gebruikt buiten de hierboven genoemde condities, is het mogelijk dat de beveiligingen van
het apparaat geactiveerd worden.
* Gebruik 'Super HRM' niet voor ander dan persoonlijk gebruik, als de omgevingstemperatuur lager kan worden dan
–5°C. (Bijvoorbeeld, kantoorapparatuur/elektische apparaten/voedsel/dieren en planten/kunstvoorwerpen)
Wanneer de buitenluchttemperatuur te hoog of te laag wordt, zal de melding "
bekabelde afstandsbediening gaan branden en de gewenste functie uitgeschakeld worden.
"
en
"' : Bij verwarmen
Opmerking:
• Deze melding is normaal.
• Wanneer de buitenluchttemperatuur niet meer te hoog of te laag is, zal de melding "
de bekabelde afstandsbediening doven en de gewenste functie ingeschakeld worden.
• Het apparaat stopt omdat gelijktijdige bediening niet mogelijk is als de omstandigheden buiten het werkingsbereik
van de Super HRM liggen. (Buitentemperatuur (DB) < –5°C: Koelen, > 21°C: Verwarmen)
OPNIEUW INSTALLEREN
Neem contact op met de leverancier of een installateur wanneer de airconditioner op een andere plaats
opnieuw geïnstalleerd moet worden en let tevens op de volgende punten.
Als u de airconditioner niet correct installeert kan gevaar voor waterlekkage, elektrische schokken,
brand ontstaan.
Installeer de airconditioner niet op de volgende plaatsen
• Installeer de airconditioner niet in binnen 1 m van een tv, stereo of radio. Als het apparaat daar geïnstalleerd wordt zal
de ruis van de airconditioner een nadelig effect hebben op de werking van deze apparatuur.
• Installeer de airconditioner niet in de buurt van hoogfrequentapparatuur (naaimachine of professionele
massageapparatuur enz.) omdat de airconditioner daardoor defect kan raken.
• Installeer de airconditioner niet in een vochtige of oliehoudende omgeving of op een plaats waar stoom, roet of
bijtende gassen gegenereerd worden.
• Installeer de airconditioner niet in een zoute omgeving, zoals aan het strand.
• Installeer de airconditioner niet op plaatsen waar veel machineolie wordt gebruikt.
• Installeer de airconditioner niet op een plaats die meestal blootgesteld wordt aan sterke wind, zoals aan de kust of op
het dak of de bovenste verdieping van een gebouw.
• Installeer de airconditioner niet op plaatsen waar veel zwavelhoudende gassen worden gegenereerd, zoals
bijvoorbeeld in een spa.
• Installeer de airconditioner niet in een schip of een mobiele kraan.
Houd rekening met ruis en trillingen.
• Installeer de airconditioner niet op een plaats waar het geluid van de buitenunit of de
hete lucht van de luchtuitlaat overlast voor de buren veroorzaakt.
• Installeer de airconditioner op een stevige en stabiele ondergrond om te voorkomen dat
resonantietrillingen en het motorgeluid als contactgeluid overgebracht kunnen worden.
• Als een binnenunit ingeschakeld is kunnen andere, niet ingeschakelde
binnenunits, ook een beetje geluid maken.
: –5 °C tot +43 °C Droge boltemperatuur)
: 21 °C tot 32°C Droge boltemperatuur), 15°C tot 24 °C (Natte boltemperatuur)
Relatieve luchtvochtigheid in de ruimte – lager dan 80 %. Als de airconditioner bij
temperaturen buiten deze bereiken wordt gebruikt, kan condensvorming optreden.
: –15°C tot 15.5°C Droge boltemperatuur), 15°C tot 24 °C (Natte boltemperatuur)
: 15°C tot 28°C Droge boltemperatuur)
LET OP
"
"' : Bij koelen
GEVAAR
of
166
" in het display van de
of
" in het display van