Aansluitingen en plug-ins
Zet het scherm en de computer aan.
1
Vergewis u ervan dat de computer opstart.
Sluit het scherm met de USB-kabel aan op de computer.
2
Als het scherm is aangesloten, wordt Plug en Play uitgevoerd.
Opmerkingen:
• Sluit de USB-kabel pas aan nadat u het stuurprogramma hebt geïnstalleerd.
• Controleer of de USB-voeding van de computer niet meer bedraagt dan 500 mA.
(achteraanzicht)
Scherm
Het aanraakscherm instellen
Gebruik van het stuurprogramma
■
Het stuurprogramma starten
Het stuurprogramma wordt automatisch gestart wanneer de computer wordt opgestart.
Het aanraakscherm werkt alleen als het via een USB-kabel met de computer verbonden is.
Opmerking:
Het aanraakscherm reageert mogelijk een beetje langzamer kort na het opstarten van het stuurprogramma.
■
Het configuratiepaneel openen
U kunt het instellingenpaneel op twee manieren openen.
Methode 1
Klik op het pictogram in het systeemvak en selecteer "Adjust settings" in het menu dat wordt
weergegeven.
Het instellingenpaneel "UPDD Console" wordt geopend.
Methode 2
Selecteer [Start] → [All Programs] → [UPDD] → [Settings].
Het instellingenpaneel "UPDD Console" wordt geopend.
■
Het stuurprogramma verlaten
Klik op het pictogram in het systeemvak en op "Enabled" in het menu dat daarop verschijnt. Het volgende
bevestigingsbericht wordt weergegeven: "Are you sure you want to disable this device?". Klik op "Yes" om het
stuurprogramma uit te schakelen.
8
USB-poort
Aansluiten op de
USB-poort van
de computer.
USB-kabel
Computer