Opstellen
Plaats van opstelling
Het apparaat moet in een goed geventileerde, droge ruimte staan. De omgevings-
temperatuur heeft invloed op het stroomverbruik en op het functioneren van het
apparaat.
Daarom moet het apparaat
. niet direct in de zon staan;
. niet naast een verwarming, naast een fornuis of naast andere warmtebronnen
staan;
. op een plaats staan waarvan de omgevingstemperatuur overeenkomt met de
klimaatklasse waarvoor het apparaat uitgevoerd is.
De klimaatklasse vindt u op het typeplaatje dat zich rechts boven in de koelruimte
bevindt.
De volgende tabel geeft aan welke omgevingstemperatuur bij welke klimaatklasse
behoort:
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
Door voldoende afstand en/of het aanbrengen van een geschikte warmte-isolerende
plaat moet worden voorkomen dat het apparaat warm wordt. Ventilatie van het
apparaat volgens de voorschriften moet gegarandeerd zijn.
Omgevingstemperatuur
+10 tot + 32° C
+16 tot + 32° C
+18 tot + 38° C
+18 tot + 43° C
91