Pendelbeweging instellen
Dankzij de in vier standen instel-
bare
zaagsnelheid, zaagcapaciteit en
zaagbeeld optimaal worden aange-
past aan het te bewerken materi-
aal.
De pendelbeweging kan met de instelhendel 10
in vier standen worden ingesteld. De omschake-
ling kan plaatsvinden terwijl de machine loopt:
Stand 0:
Geen pendelbeweging
Stand I:
Kleine pendelbeweging
Stand II:
Gemiddelde pendelbeweging
Stand III:
Grote pendelbeweging
Ga als volgt te werk:
– Hoe fijner en schoner de zaagrand moet wor-
den, hoe kleiner de pendelbeweging moet
worden ingesteld, of deze moet eventueel wor-
den uitgeschakeld.
– Schakel de pendelbeweging uit bij de bewer-
king van dunne materialen zoals metaalplaat.
– Werk met een kleine pendelbeweging in harde
materialen zoals staal.
– Werk met maximale pendelbeweging in zachte
materialen en bij zaagwerkzaamheden in de
richting van de houtnerf.
De optimale instelling kan proefsgewijs worden
gevonden.
Zaaghoek instellen
(zie afbeelding
Verwijder de afschermkap 17.
Nadat de SDS-hendel voor de ver-
stelling van de voetplaat 22 is geo-
pend en de voetplaat iets is terug-
geschoven, kan de voetplaat 7
maximaal 45° naar links of naar
rechts worden gedraaid.
De zaaghoek kan met de schaalverdeling voor
verstekhoeken 19 vooraf worden ingesteld. Een
nauwkeurige instelling met behulp van een in de
handel verkrijgbare hoekmeter 20 wordt geadvi-
seerd.
Na het instellen van de voetplaat in de stand 0°
of 45° duwt u de voetplaat naar voren tot aan de
aanslag in de richting van het zaagblad.
Voor het vergrendelen van de voetplaat 7 sluit u
de SDS-hendel voor de verstelling van de voet-
plaat 22.
49 • 2 609 932 280 • 04.03
pendelbeweging
kunnen
)
C
Met het stelwiel voor de voorspanning van de
voetplaat 21 kan de voorspanning van de
SDS-hendel voor de verstelling van de voet-
plaat 22 worden ingesteld. Als de voetplaat 7 na
het sluiten van de SDS-hendel niet vast zit, opent
u de SDS-hendel 22 en draait u het stelwiel voor
de voorspanning van de voetplaat 21 in de rich-
ting „+".
Als de voetplaat 7 na het openen van de
SDS-hendel voor de verstelling van de voet-
plaat 22 niet of slechts moeilijk kan worden ver-
steld, draait u het stelwiel voor de voorspanning
van de voetplaat 21 in de richting „–".
Voetplaat verstellen
(zie afbeelding
Voor het zagen tot aan opstaande randen kan de
voetplaat naar achteren worden verplaatst:
Verwijder de afschermkap 17.
Open de SDS-hendel voor de verstelling van de
voetplaat 22 en duw de voetplaat tot aan de aan-
slag naar achteren.
Als de voetplaat 7 na het openen van de
SDS-hendel voor de verstelling van de voet-
plaat 22 niet of slechts moeilijk kan worden ver-
steld, draait u het stelwiel voor de voorspanning
van de voetplaat 21 in de richting „–".
Voor het vergrendelen van de voetplaat 7 sluit u
de SDS-hendel voor de verstelling van de voet-
plaat 22. Eventueel moet het stelwiel voor de
voorspanning van de voetplaat 21 in de rich-
ting „+" worden gedraaid.
– Als de voetplaat is verplaatst, kan slechts in de
(normale) 0°-stand worden gewerkt.
– De cirkelsnijder/parallelgeleider 24 en het an-
tisplinterplaatje 23 kunnen daarbij niet worden
gebruikt.
Glijvoet voor voetplaat
(zie afbeelding
De van een stalen inlegstuk voorziene alumi-
niumvoetplaat 7 waarborgt de grootst mogelijke
stabiliteit en is zonder gebruik van de glijvoet 8
bedoeld voor het bewerken van metaalopper-
vlakken en niet-kwetsbare materialen.
Bij het bewerken van krasgevoelige materialen
voorkomt de glijvoet 8 het bekrassen van kwets-
bare oppervlakken.
Maak de glijvoet vooraan aan de voetplaat vast,
duw de voet achteraan omhoog en laat deze ver-
volgens vastklikken.
Nederlands - 4
)
D
)
E