3
Montage (door volwassenen)
Om de versnellingen van de BalanzBike af te stellen gaat u als volgt te werk: (dit geldt alleen voor de
versnellingsversies)
Plaatst de bedieningskabel (die aan de stuurstang zit) in de tegenhouder (afb1)
Zet de schakelaar in stand "3" (afb2). Beweeg de crank naar voren om te controleren of de versnelling pakt.
Schuif hierna de klemhuls (afb 3) zo ver over het trekstangetje, dat de versnellingskabel bijna strak staat. Let erop dat u het
schakelkettinkje daarbij niet uit de geleidingsrol trekt. Het kettinkje heeft nu een ongeveer 2mm zijdelingse speling
Controleer of de buitenkabel aan beide einden goed in de opnames zit.
Zorg er altijd voor dat de versnellingskabel geen scherpe bochten maakt, dit kan het bedieningsgemak verminderen
1
Ter controle:
• Zet de schakelaar in stand "1", beweeg daarbij de pedaalarm naar voren.
• Te losse afstelling: in de 1
• Te strakke afstelling: het kost moeite de schakelaar in de stand "1" te zetten.
• Stel de versnellingsnaaf zo nodig opnieuw af (in stand "3")
Controleer of alles naar behoren werkt alvorens het product te gaan gebruiken.
Checklist:
• Controleer of alle bouten en moeren vast zitten
• Controleer de banden spanning
• Controleer of de versnellingen en rem naar behoren werken
4
Werking
Rem:
Remmen geschied door achteruit te trappen (tijdens het vooruit rijden). Bij hard (slippend) remmen verhoogt u de slijtage van het
voorwiel.
Versnelling: (dit geld alleen voor versnellingsversie)
Bij het weg rijden begint u in eerste versnelling (stand 1). Tijdens het rijden kunt u opschakelen naar de tweede versnelling en
vervolgens naar de derde (hoogste) versnelling. Bij het achteruitrijden moet de versnelling in de eerste (laagste) stand staan.
Sturen:
Sturen is mogelijk door met uw lichaamsgewicht in de richting waar u heen wilt te gaan hangen. Gebruik stuurstang ter
ondersteuning bij het rijden.
Rijd niet met losse handen. Door bewegingen van uw benen ontstaat er een onbalans in het voorframe, dit kan tot verlies van
controle over het voertuig leiden.
Stoelverstelling:
Zorg er voor dat bij elke rit de bestuurdersstoel in de juiste positie staat t.o.v. de pedalen, zodat er veilig gereden kan worden. De
voorste positie is bedoeld voor kleinere personen en de achterste voor grotere personen.
2
e
versnelling kan het schakelkettinkje met de hand verder uit de geleidingsrol worden getrokken.
3