• Conexión relé
Como indicado en el panel trasero del amplificador, las conexiones del
relé son las mostradas en la figura 3.6.3.
• Funzionamento del relè
Las modalidades de funcionamiento del relé son tres.
La primera (MoDE 0 - configuración de fábrica) prevé que el relé
esté siempre excitado y se desexcita sólo por falta de alimentación
o avería del amplificador. En esta modalidad es posible, utilizando la
tarjeta PM095, configurar un sistema de varios amplificadores con la
activación automática de una o más reservas. En la segunda modalidad
(MoDE 1) el relé está siempre excitado y se desexcita sólo ante una
avería en la línea de los altavoces.
En la tercera modalidad (MoDE ) el relé está siempre excitado y se
desexcita si hay una avería en la línea o en el amplificador.
•Modalidad de funcionamiento del relé
A continuación se presenta la secuencia a efectuar para configurar las
distintas modalidades trámite el dip-switch de la tarjeta. Las palancas se
deben bajar con un lápiz de manera secuencial (no simultánea).
MoDE 0
a
b
c
• Potenciómetro remoto
El potenciómetro remoto se debe conectar a los
terminales 6, 7 y 8 de la bornera de conexión
(1). Hacer referencia a la fig. 3.6.5 para
aumentar o reducir el volumen.
• Conector 'CoNTRoL REMoTo'
Hay que utilizar este conector en caso de
tener que realizar una conexión serie. Una vez
efectuada esta conexión será posible controlar
la tarjeta mediante software dedicado.
En la tabla siguiente se indican los polos del
conectador.
Polo
Descripción
1
alimentación externa 24V (opción)
alimentación externa 24V (opción)
3
masa
4
-
5
RS485 +
6
alimentación externa 24V (opción)
7
masa
8
masa
9
RS485 –
• Modalidades de funcionamiento
Las modalidades de funcionamiento consentidas por la tarjeta son dos:
• Modalidad 'STAND-ALoNE';
• Modalidad 'REMoTE CoNTRoL' (Control remoto).
En los párrafos siguientes se muestran todas las configuraciones y modificaciones
que se pueden aplicar a la tarjeta en ambas modalidades de uso.
T
d
a
E
E
H
S
A
T
A
D
• Aansluiting relais
Zoals te zien is op het achterpaneel van de versterker, zijn de
relaisaansluitingen zoals aangegeven op afbeelding 3.6.3.
• Werking van het relais
THet relais kent drie werkingsmodi. Bij de eerste modus (MoDE 0 -
fabrieksinstelling) is het relais altijd bekrachtigd en wordt het uitsluitend
gedeactiveerd als er geen voeding is of wanneer de versterker stuk is.
In deze modus is het mogelijk om, met behulp van de kaart PM095,
een systeem met meerdere versterkers in te stellen, met automatische
inschakeling van één of meer reserveversterkers. Bij de tweede modus
(MoDE 1) is het relais altijd bekrachtigd en het wordt het uitsluitend
gedeactiveerd wanneer er een defect is op de luidsprekerlijn. Bij de
derde modus (MoDE ) is het relais altijd bekrachtigd en wordt het
gedeactiveerd wanneer de lijn of de versterker stuk is.
•Werkingsmodus van het relais
Hieronder volgt een beschrijving van de procedure die gevolgd moet
worden om de verschillende modi in te stellen middels de dip-switch
van de kaart. De hendels moeten achtereenvolgens (niet tegelijkertijd)
omlaag gezet worden.
MoDE 1
b
c
d
Fig./Afb. 3.6.5
Fig./Afb. 3.6.6
Pin
Beschrijving
1
24V externe voeding (optioneel)
24V externe voeding (optioneel)
3
massa
4
-
5
RS485 +
6
24V externe voeding (optioneel)
7
massa
8
massa
9
RS485 –
• Werkwijze
Met de kaart zijn de volgende werkwijzen mogelijk:
• 'STAND-ALoNE' werking;
• 'REMoTE CoNTRoL' werking (Afstandsbediening).
In de volgende paragrafen worden alle instellingen en wijzigingen
aangegeven, die in beide gevallen op de kaart van toepassing zijn.
AW500CD, AW500CD-V
MoDE
a
b
c
• Potentiometer met afstandsbediening
De potentiometer met afstands-bediening
moet worden aangesloten op de klemmen 6,
7 en 8 van de klemmenstrook (1). Zie afb.
3.6.5 voor het verhogen of verlagen van het
geluidsvolume.
• Connector 'REMoTE CoNTRoL'
Deze connector moet voor een eventuele
seriële aansluiting gebruikt worden. Zodra deze
aansluiting is uitgevoerd, kan met behulp van
speciale software de kaart bestuurd worden.
In de onderstaande tabel is de pinconfiguratie
van de connector weergegeven.
d
Fig./Afb. 3.6.4
9